de voorwerpen zijner 'soort te lokken. Hefr -defdo- geltiid-is de roop’--lc,m aan zijn
wijfje of zijn gewoon voojjaarsgeluid,c dat Co'AgèYéKiOfaS lii-tsi.
welke syllaben hij.soms honderdmaal achtereen'herhaalt. DitfgiVppn^is stootend,
helderklinkend en daardoor op /"zeer ;yerren afsfafid -hoanBaw^het heelt, in ;hel
laatste geval, eenige overeenkomst-met het- geluid, dat-'door hel,kloppen met -„een
hamer op een aanbeeld ".ontstaat, om welke reden men dezen :ybgel. iuDuitschland
ook Wapensmid geriöernd “heeft.~ De vierde - wijze,, waarop•ffi.ep Me.es' zich' -laat
hooren, is liet zoogenaamde „schateren”. Dit- gehiidffilK krachtig.
De vogel drukt daarmede toorn of.verwondering uit; men-verneemt. Hét p o k ^H
hij schrikt of rwanneer. hijgden Steenuil plaagt. Het dient in dit ge\al ook -IpK
sein voor zijne soortgenooten, en ook andere vogelsoorten 'herkennen het;: want
naauwelijks heeft de Mees haar toorn tegen dien-vijand te- Jceimpn',gegeven, of
tal van klein gevogelte komt onmiddellijk üif^de'nabijheid aanvliegen, ten einde
zich ropdom de schaterende Mees te scharen..
Als de Meezen zich op den grond bewegen (hetgeen zelden gebenrt|, springeji'
zij. Vóór ’t overige zijn hunne ledematen meer,.tot klimmen en hangen ingerigt;
zij klauteren dan nok zeer -behendig tegen de .dunne takken-lop en blijyen er
SEkommétend aan hangen. Zij kruipen in^de gaten en kloven, die zij öntonoéfen,
klimmen tegen de stammen, doorzoeken de naden der schors, én binden zoodoende
menig insect.
Dóór middel \an hun kiaihtigen snavel, kuurn n n\ ’ilf' li ml child u v ui
kevers en ehrysaliden der'vlinders doorbreken-en. ook'zaden openen.
De Meezen zijn:|ij dag gedurig in beweging; zoodat zij# sfëe46 i^sseten \eiv
nielende, zeer nuttige -vogels, zijn. Alleen vbor denhijenmmder' zijn zij niet. van
put, want een troep Meezon kan dikwijls onder de uitgevlogen bijen grooteï$;fe>j
woestingen aanrigten. Bij gebrek aan Insecten, éten zij ook vêrèêiiHende. zaden
en des moods beziën.
Van Mei tot Augustus kan men de Mees broeijende aantreffen. Het kost
echter wel wat - m o e i t e . ’n e s to n td e k k e n ; het ligt namelijk in dieps hokmr
holen, waarvan de toegang zóó naanw is, dat men er ónmogelijk de hand door
kan steken. Het .-eerste broeisel Bestaat4 uit «es a twaalf witte, met kleine roodse
vlekjes bedekte eijeren, somtijds uit meer, ei naar den min of meer ruimen
voorwad van voedsel, dat zidb voor de ouden, en vooral vbor jhet wijfje,'opdoet.
Bij bet tweede -broeisel ie het getal iets minder. De jongen, vooral die van bet
laatste -broeisel, worden, nadat zij reeds uitgevlogen zijn, nog ongeveer eene week
.dóof de ouden gevoêrd.
* '’Zij vliegen nog* lang over* dag met de ouden mede en tegen den avond
komt de gehpele. troep bijeen en brengt, terwijl de jongen tusschen de ouden
’thg.eslofen zijn, gezellig den nacht door. Ik heb waargenomen, dat de ouden het
‘eerst ontwaken, of althans Bet eerst de %tchtelqke rustplaats verlaten, terwijl
blijven zitten, totdat de ouden hun eenig voedsel hebben aangebragt.
Z-ulk 4^|pe' «familie :vértpqft tot September in ,,de nabijheid van de broeiplaats,
doch na dien tijd zwerft ^ rrad , den winter, hetzij wegtrekkende
of blijvende*,-van -elkander te scheiden.
Het vangen,, van de Meezen geschiedt op eene inin óf meer eigenaardige
^ ^ ^ fe iam e lijk dów j^M B lèvaiii.^feie'.kooi .vwélke mpn om die reden „meezenknip”
«ijiemt. .Men .vangt ‘zf\.(‘«bte^llejlhf^t. met vogellijm, vyaqröver wij bij onze beschrijving
.
D,er Mct/em kunhen (tëf gevangen^hap* /eer viel verdragen;, evenwel worden
zij, in«•■(lcf?.kO(ji- .zefdch qiid. Het ‘dfeest ge^elylcle voedsel is hennepzaad, hetwelk
echterXsMetes bijuwisseling ïrM^in'-ior ten-\ géciei, mag toegediend worden. Deze
S p g ih hebben, e^ui, jMs'■ib' -Pmip< 1, Zwaïlkop- en kleine Koolmees, de gewoonte,
pooten te nemen en ef(-met~d^s4berpeupunt der .boven-
^Jtaak/„3^n gat in te mfiken oHK&pehj-'le breken, waarna zij er den inhoud behendig
uitpluizen. Men hceftrfüive Lcisoüfcihap „kloppen” pnoemd', omdat daarbij
een “-terk.'kloppend geluid ontstaat Als‘het stpkje^waarop de.vogel klopt, holen
!(teA?k',ó,ol*. hgt is en tegen J_eén houten'yvau'd hangt^MjUkt- dit geluid bijna even
sterk, als wannefpg er iémand' aanklopte, liet ^sfechter beter, het zaad te kneuzen,
zonde? 'b e t|i^ ^ * |;# ;# b r e k é ii: j Dit geldt vooral voor/ de /kleinere Meezensoorten,
idic spoedig s(|j:-\en%, als meif^het .hennepzaad ,met’>->oor hen gebroken heeft. Tot
^afwisseling zijn meëlwOrïflen, spinnen en mierenpoppen (zoogenaamde miereneijeren)
|ty|iMitmunt end vogelliel hebbers zijn gewpom, de Meezen, in plaats van
f>jyati]r., melk te'geven, tér wille vaU^cle daarin voorkomeftde voedende bestanddeelen.
Dit kan echter- alleen; dail van invloed zijn.- ' waMeer^ ^ melk versch is. Intusschen
.is zuiver; water voldoende; ontdooide ijs of/_sneeuw echter is voor hen, even als
rvoor'“allé. andere kamètvogeh, --ahadehjk, omdatiyde vóóp-het bevriezen daarin
aanwezige inïusièdierifes dan gestorven zijn. Door het voortdurend gebruik van
melk verliezen 1 | | Meezen harë kleur; het zwart wordt flets en de gele onder