slechts kunnen kakelen^opt'is hij g r o o U i ||n de Hotlj en^iJVlnj n n k lf
baarden- nQnHBBSHBBÉBioter. nie-r ‘
voren gengt B i j ^ n -iFoep
'gelijktijdig, in ‘Jc b k ^ o e g S j f |t terwijl de IjjB l f c f f i g. llen£J
■dé Hennen, :,bijr wT|rc'-^ri'ïf’antwoonl' ot %/ompui«nemi‘iij‘^ h n ^ ^ ^ f k e l
jfto|ripi! ?
In den natuur^tdciUlojeft /ij jfl ïiiono!-amif;_en-^(t;(^p( n Van tn n
stuk Op de Kaapvcrdische eilanden bewonen zij de toppen der hoog© bergen,
v.m.-\Mi[ /i| • • hl< i j ii I'1." {£' 1' 1‘ 11 ''l1'1" 1’ 1-1
tiagp*’treft meii /. I? •, 1-' u 'l,iri
gédee^e van den tjgg" VefbergêH. zijr-zich atjrti m‘ii en woelen zich in H
•zand; zij liggen dantte sljnmere^I^dfi^teikteHi um liet c^fiid ^a>iiiti'4ga;.|iaaift mei^zo
^ m o r g e n s - 'ï » e ^ omdat' zij dan men geneigd zijn,ézicte-^®«-ntvLugten te
- redden’,' terwijl- z i j ^ ^ f ^warmste?gedefftè \an don. da<r n ifteiieu vonoliing
behoeden door zich stil t e - houden; /oodal men hg® ■’Wd.fflj teurbtpuopi kis zij
opgejaagd zijn e n |H | 'boom i® de^ahijèeid z& n ^ ^ e ftem zij- dde%z_^sp©;edig
mageKjk te bereiken, springen -dan kfeet«'behén®gi;eeir^t ip^de' oMdetste- takken en
vervolgens van tak'-pnt ta ||f thW g e r in, dehrboctm, waar zij ban in h-et^bJaSertp
zich véilig^ wanen. Gedurende-liet; loopen heffen zij- eotf lmd/ge-kakel' aan: maar
naaöwelijks in den boom gekomen, hóuden j z i j ^ b ,S è ^ s S £ “^ p |^ ) o k : komt een
tweede 'troep, döor bet gekakel VjeronBru»st^40i efenxëMieh^f^
zoeken, zoodat dan jvele® gelijktijdig kunnen 'geseEoten.;widei»? awant zoodra zij
eenmaal in^é-ii boom zijïj, vèflaten .zij -cBien niet vóórdat ^r. doodie® gevallen zijn.
Alsdan kunnen sómmigen'wel eens ouden het -wegvliggen' :zo® hard" neêrkomeff^/dak
zij de pooten. breken. B e ,geschiktste tijdr om zes daar p la g e n , i s fem ^ ij- en
Februarij, omdat dan de ||n g e n van het harige. jaar het feestwijn-om 'gegeten te
worden. Be opbrengst, der jagt wordt in den regel naar de‘ stad (Porto Pr»ya)
gebragt, en de geiöiddelde prijs voor een geschoten Pintade is vijf è zes vintems
(vijf a-ze'i sfuiieésjL
Be broeitijd aldaar is:&cto,ber.-eii November. Be Hennen woelen een© holte in het
zand én brenge® daar eéhig© yeriloiröe bladeren in; in dit knnistloöze nest worden acht
k twaalf geelachtig grijze* met fijne doökejre-stó|^enatebezaaide.eij^e®g®fegd,;diana
26 è 28 dagen zijn mtgebreèid. Be jongen, in hun <k®skleeö,. zijj® licht en donker
gestreept en-hebben, de pooien, den bek.t^fdi© naakte! deeleh-p®! de® kop róódachtig
grijs; zij zijn zeer vlug, groeijen bijzonder snel op en hebben binnen zes
,weken%%e|&. „vegeren; het hoorntje op den kop vertoont zich eerst als een
donker knobbeltje; de baarden of lellen blijven het eerste jaar veel kleiner, en
d e ' haakte deeïèn aan den- kop zijn bij de eenjarige vogels minder helder ge-
deekenck' ■
Be Pai elhoenders. voeden zich met granen, zaden, beziën van lage planten
en insecten. Hoe- ineer .plantaardig voedsel zij eten, des te beter is hun vleesch
' e n s p o e d i g e r zijn zij vet *
In den'} tamrnen staat vereischen de ouden weinig, de jongen daarentegen
veel zorg. Zij lo.ope® „gaarne vrij in de tuinen rond, maar geven de voorkeur
aan de weiden :’i5| vooral ..aan de "graanvelden. Men kan een drietal Hennen bij
één Haan falen? Be Hennen trachten steeds hare eijeren te verbergen. Zij leggen
na den middag, in het hooge gras. Als men ze gevonden heeft,
degt-. nfetl^lé onder eëhe broeische Kip. Yan de tien eijeren kan men echter in
de meeste gevallen niet - meer dan zes a zeven jongen verwachten, want vele
der> in Wammen staat gelegde eijerep' zijn onbevrucht.
Be Kuikens zijnJ zeer- zwak, en hebben veel- warmte en een krachtig
voeder noodig. Het beste, -wat men bun geven kan, is een mengsel van zonder
zout gekookte aardappelen, met boekweit on (een weinig zand, welk mengsel, met
karnemelk tot -eeiie dikke brij geroerd, hun drie- a viermaal daags wordt toegediend.
Om het uur geeft men hun voorts'een weinig droog voeder, bestaande
u it. hardgekookt en fijngehakt ei, broodkruimels en miereneijeren. Nu en dan
laat men hun èenigê levende meelwormen oppikken. Aan de ouden geeft men
boekweit, in het voorjaar een weinig hennepzaad en wat van het voedsel voor
de .jongen. Als men hen vrij laat rondloopen, voorzien zij voor een groot gedeelte
zelvfe in hun onderhoud. '
Ei' bestaan witte, grijze en ook donkere verscheidenheden. Zeldzamer zijn de
-ongestipte-en de bonte, welke • laatsten men verkrijgt door de type met de witte
verscheidenheden te laten paren. Bastaarden van Parelhoenders en fazant- of hoenderachtige
vogels behooren tot. de uitzonderingen^