DE KWIKSTAART.
MO ÏWIL LA AüBA.
DJtA^öï.elije^ yèen, ;zjjn• naam te danken aan. zijne gewoonte,
.om-/gedurig .‘en,A-4hi<drjk- irrcHlen bta.nT.l4 wippen;pj^.vèrtoeft.meestal op den
grond,,be$vi (gk/itlt.da.ii zeei -snel en loop t, terwijl de meeste andere inheemsche,
^aögv^ei^^Tapnitenv .%Cperi , en 'J.eomvprikken 'uitgezonderd-, springen, wanneer
zij tzOTili, /■!,[) «Jen laornl bkwogeir/
^S^K^iksÉa^t'0fW'C«ninni'>4e®3',(ip;,aïclj.sZ'^|^^d('geslacht, dat slechts weinige:
perken l»r\ it-^’dii'e^ïji^ltiitend inadji pilde wneld te« huisjbehoorén.> Zij zijn slank
var^ffialte, hebben^een m^ o f.m eé^ ll«^ '^ °P > :tame|ijk 'hoöge pooten,
dingen] ölaa'rt en^%®èp efgenaardig«ge^erm|^'#l§jigels:-;-.de fVleygelpennen der tweedèt
'bndef zijn -nanielijkrhijna-fëvèh lang- ah dje' der meeste orde'af, anders genoemd,;
jgpoote \b u^elpthm n, de Uu'ugel,'.JieeJl,,da«ardooi^^enijgi,^'0'\ei^nkomst met die
Sier .StèMfe^^t^zbo alg'SÖtppen, Jüevkten',-4t^Ad^rp,e;pej^:of. Pluvieren. Men, zou
dus. d ^"Kwikstaarten, vopruI,,è|ndab zij |le$^ny als èen^tugsclren de Zangers en de
'fetrandloopers staaiiden \oim kunhenjJle5ehQu\$^j^
, t E$ komen in frons . landj^ É ja f e Btett ^an pit) geslafthf Böorxr namelijk, de
ï"gr.0Ote*Mi^lein%' Gelè^Kwikstafark- ërr? de ‘Wip.e^Jineestal „het Kwikstaartje’.’ ge-
ma'amdï rVfcddti&dK laatste socfci yuïyanf r,as,eof lioY<hVoejne verscheidenheid daaf-
va^ : ^ ^WnnkftT?^fKwifetaark^die;>MdQmfeJiuhEHg'eland\ voorkomt en door sommige
Rpithologen,^N‘^ene zeJWandige soortrisd^^hreyen1. y '
^Slmmige'njtuuikuhdigenoréMe^e^-^é bjj, ons^orJkqmende soorten in Gronden
ÖllwiöïTltwikistaarten,^^^^ elkander onderscheiden zijn, dat
^ ij-jle ï4 tï1g ^ ° prodejusdé#>kgei''^iö den- aeh^eenkbijpa regt, ,zeer lang en puntig,
bij.-de laatstgenoemden daarentegen korter, stomper en meer gekromd is.,
Y00f %&ayerige ^Bestaat er .gèënerlei verscliil in de levensmanier dezer beide af