Van het laatste. bröeisel van den vorigen zoMeb, van welkéTdus de jongen nog
slechts, negeij é tien maanden-jóudT kunneJL. zijn, broeijen slechts ^ens,, omdat zij
later in dep zomer beginnen. DikVijfeLhaoeijen -zij in ’t'^g^eVhiet, öfachoqn zij
wel paren en een nest trachten; te maken.
Het'nest wordt door I m ^ rVgel^op' de takken van groote -boómen, <Ji§| bij
den stam, geplaatst' en van eenige weinige doode'takjes gemaakt. Het is -zeer vlak,
ëiTfiet er -aUei&behalye fraai T ja f zelfs 'slordig''bev?erkt|?ajt. v
De eijeren, waarvan êr> éttöps .twee in éénbróeisel gevonden worden, zijn wit
en glanzig ein-worden dèöfbeide .ouden in zeventien è achftierr-dagen,
Even dis bij alle andere Duiven,=tworden. de -jongen uit den krop gevoe|<|. Gewoon-
iijk zijn de beide^ngèh' een- mannetje enTèenr wijfje, hetgeen '.oók^uft allerbekende
wilde Duiven het geval-fjS^ Zij^zijn^tot den negenden dag blind 'en'blijveff 25 a 28
dagen in het nest. Als* zij dit'/eéns ^erlatèri hehBmi,', 4eören zij 'grTzeldéh'in tèrugj
.maar blijven naast elkaêr in denzelfden: boom zitten,'wandelen nu en, dan-óWr'dë
takken, doch vliegen zelden veMër ' dan 'eepige *-vlèiigbpa'gén. yMfe'ila’h'vérlateh' zij
den boom eepftfnaldrie of vier dagen, naar mate van-^dej wêérSgesteldheid- Tot dé
eerste ruijing, ongeve'er.twce maanden na hét uitvliègen, ^ oütbreekt hun nóg "de
nekvlak, en zijn ook alle'kleuren minder helder en de gröene glans in den hek
bijna niet op te ‘mérken. .
Wanneer de Ringduiven wegtrekken, vliegen zij ste'éds in troepengliëkcvólgens
sommige waarnemers, in den regeVüit een ëvengetalhestpau, omdat het,gpMscha']J
uit paren, ieder met twee of vier jongen, is zamengesteld. Daaneonter dikwijls jongen
én pok ouden -geschoten öfdoor roofvogels -gevangen worden ..zo.o ligt er^volstrekt
niets buitengewoons in, als-zoo’n troep uit een oneven getal bestaat, hi den" zomer
vindt men ze-gepaard en'zelden meer dan één paar in een en'denzelfden booih.
Ofschoon de Ringduiven schuw van aard zijn, worden zij toch, eenmaal in dé
steden levende, mak, doch blijven dan niettemin ^Zeér opmerkzaam: en Voórzigtig.
Op hét warmste gedeelte' van den dag slapen Of sluimeren zij. Oyer ’t algemeen
maken zij weinig beweging, zitten veel, loopen voorzigtig en altijd met het ligchaam
horizontaal Hare vlugt is 'snel, met ongeregelde vleugelslagen. Méestal vliegen zij
in eene régte lijn; maar wanneer zij door een roofvogel vervolgd Worden, maken
zij allerlei buigingen, kantelen plotseling om, dalen als een, vallende stéen, doch
vliegen op eens Weêr omhoog. Het zijn stérke vliegers, en daardoor kunnen zij
veelal aan de meeste roofvogels ontsnappen. Haar grootste vijand is de Havik
(Astur 'palumbdpüs),: .die haar onverwacht op ’t lijf valt en hare jongen steelt.
Deze Duiven voeden zich met: allerlei -zaden, jonge peulvruchten en granen. Zij
zoeken, hunf-voedsel meestal op den grond. In de kooi nemen zij gaarne hennepzaad,
boekweit;eri gierst; grooter'e zaden Of erwten alleen dén, wanneer ze nog
piet gedroógd zijn.' ‘
In de gevangenschap kunnen zij, wel-leven,, mits zij jong gevangen worden;
zij ^téleik dan echter., zelden voort en paren ook nimmer met andere tamme
■Duivensoörtén.
den • . aanlokkelijks, vooral in het najaar,
wanneer zij vet zijn én m&tggpélhfeid^ met eén Taling gelijkstaan. Des winters of
in ■Bet/ voorjaar daarentegen ^is” hüh^ vleesch min of meer droog en moeijeüjk
ü m I