De jonge%hebheïï de .klem «1 i< mul u 1, lul\ dn h | li n h i _1 Ki u dcri
kóp nog fletsenMs/Odl^^ 'js/gheWbi pndeisrhnd \a n geluid of
kleur, op/te';:merkeri/ •
De infeooriin| ehsvatr de'preken, waar deze vogel jmtóhdcn'woidt, verhalen,
dat er bij^ëlkên <Wb:ep-Sakat0 ë%^èeds> een manhétfei’gevoiidcn - wonlt, ddtkfitloit
paart; maai ;j;t>of?bemJigiiKtzijnet'bioeijende hQOifgénooten,, \ooipx)«.L' iu h ^m$
en d^rMlVèe^ttiTu^(u$het^ezf>Jscp{f'verlaten matr.
«verhalèn zij dat;^ ^ r t ^ e ^ l r i k k e i i V.l “ ilï. Ii. l'.Jiyj'Jijn (\\iii'aiW^t^en'ylpzt'
■ 1 B B E i l1'-*'1 Jl 111,1 '<1 1,1 I i i J in hl
den troaj^te. ^erwittigén^dat hij4n dê- (ès^-ekedJ®13 'd ie ü ^ . g |^L;.h eeft|S|n
korhen de anderlïreanet hem raedè, en4'éslen,da èriklen, Mtoeh -worden d$n-p£®stal'
d<$5r .bef lokaas |erlejd f|Seraikrepbte> de voorpost of wabbtfer -zélf'
in-de1 strikken ve^ard,1 dan-%1^ d<! *=tieek on -luit udi> bij
gemis -van ^ep^ïg^^lclïfei>,-jbij een an d e ren ^ o ^ è an ? . >
* dJeig(di|ko-logm]d(uïrjjny?Liouw êps ooit \ah ,m0 IÓie. .$ ogil-otftVn|u4h.».ild worden,'
zijny hoffizoaderlibgn’t -bij ^friêërjteï godac lik, onk sihijiie, toch \ ol-tn kt'"
_niet zoo geheel-n^efiond. Bij ^^e%iende_ v o gelsop^^^ie^ iübroèpéri' Mvenf,
bfyindeii.zfi’ch namelijk dIËuijl-imfiV mum. i ^ ’ d jil.w^fjes^het .zwak-ln m.mneljë'
beeft daar -de o lin s te 'k a n s ^ ir e e n - lI jjle ^ ^ f ^ ^A ^ ^ o l& a liz io h d ii^ n io e r
tijd 'hebbende,/ook njligj; aljferM benzèfe^^njSBopden M^j/enn ^bkwijls li*nf(i>e-
^ ilg e kan* hébben, dat bij, iets- ontmoetèni^jwat b#m_ wonderbaar togsi hijnt, dit ’
döör, veel^eWe^ng^en dnidd,gSs^^euwl t^'kenngn jg-eêfft.' In dü u /m ^ „
behoort 'dan ook h |t begaan van gen wèorpost Jij-|fej Kakajtöea- woïstrekt nietvtot
Me onmogelijkheden. -
■j^at .voor at pvirige de verhalen- van: onbeschaafde inbqörlinge^&reastal fo t'b e tj
fabelachtige pyeïMleri^^^^^iatnurliik:' zij kennen alleen hefc^fersdt^nsnl^iniet ,
.de oorzaakr en ■waar zij ,tot eene verklaring, van h§t ynrsehijnsei trachten^ie'kSme'n,
daar worden*?zij alleen'door hun .praktischer, zin ^geleid, die zich meer met het uit*
werkset dan met 'de^oorzaak bezig, houdt, of liever,'bet uitwerksel zélf als oorzaak
'Mslfcmwt; dit is|den? natuurmensch eigen, en niets*® d§n ook eenvoudiger, dan dat
zij het nU^n.blijvende''zwakkere mannetje als" een- nooiMgen voorpost-beèehfmwen,
daar zij zich anders jgeane reden'kunnen geven/waarom hef juist alleen moet
blijven: Overigens: zijn? hunhe waarnemingen^ ofschoon ■verkeerdelijk toegepast K dik*-
wijle zeer gegrond. Hij, die zelf waarneemt, weet in den regel meer, dan velen die
uiudief téene hoek in het andere naschrijven.
In den natuurstaat voedt zich de Kleine Kakatoe met zachte,, sappige vruch-
ten, jong groen, zaden enz , waarmede ook de'jongen uit den krop worden groot-
•gebfagt.''
In den tammen staat is zij eén aardige vogel, die vele woorden leert klappen,
bijzonder mak wordt en zeef; veel aanleg tot verstandsontwikkeling heeft. Zij kent
kfön -opk'-spoedig -de huisgenooten en' weef haar «meester zeer goed te onderschei-
d< n VI-. iLn i/ I i.i ii. ui 'ilï^.Ki/ >i lióudiy ïs’/géw^kje mafs, brood, rozijnen, noten en
Omti'gh ^imjilï‘ï i y m a r f e k - k ' T i i i j ; óp. gpfeSökte. rijst/is zij eveneens le
jlfoudin, nuu*hrf| dl^^hngJmmwïiïS n ti eenige \Lr>-napiiring bij voegen. Ofschoon
«gpijén- mi-U'-'k'opt r 11.dn wmk,Vi, 1^,(1 iai]i 1 \udikomtn hebben, zijn de ijveren veel
HHHHpIg* omdat zij onder het^baden en, duiken doet
jf'ijVpiit tVn ^.“IiiMm [fr‘i ^ikeii/iuvpik-i en c'u dii kopriowde 'vóor> den vogel een zwaar
vergif' is. Indien zij de gewoonte heeft, de ruststokken 'stuk te bijten, dan bange
ifi£y* tidkerf-* in J e P ^ a^éniiTi1 etm hybe-neden wilgentakjes, welke zij dan ge-
woonlijk afpluist. Plukt zij zich do borslveêren uit, men brenge dan- een blikken
.vaii-J/INk F dume^^^«^thaI^,,'ïtf-idi^-'Vpfige, dat de scherpe,
kaftt n^ ^ 8 |ri/bhik,ï"$iet; mar dórnkp^ gekeérd^ js; van- ac^leren kan fiien den kraag
fdw(«\;ni.]d(l(‘l V j S f i i J b t v 1 ‘t ( - je > ,? i 1 ji‘t eèii koordje -linten; ook kan men zich:
l'dUïlil- L-jjido \u’ii4\;^ P kl'»l'ifken ringï bed‘ienen,^ie>jmSf'-over den kop heên kan.
HM ^EuiiiT'di.iai \ li’i kdirni laat loopen v zai|,zij, - louter uit gewoonte,
in fdëh beksf%-d®|en. Gaarne-trekt en bijt zij de knöor
of'"VerjLielt.zijyde‘' ornmnenten van spiegel-
^ t m (tn diigtbjk(\< Mfii kan h aaf^d i|^^^« ^|wei:afleefétfpwan t zij begrijpt
gcrnakK^nik, \ \ ooi al indiem zij/na^dc e ^ e '“of anjlp|e4ósf''inet eenige-versnapering
wordt'iljélQÓi.id.
gi'tvoojntt!, om* haat; .Aordsrl., ia derf-^ppot te houden en het tusschen de
fing^s*' uit te^pIutzTen, zefih.iar. iéts eigenaardigs bij. Is haaf'geleerd, wanneer men
haar iel& toeilmntj^^K^^w^^het-tpegpdfèhïe $e. klappen, dan zal zij na eenigen
tijd uligf ndciwij- dn n. ndam liërhalenj. wannefirjzij, dergelijk voorwerp ziet of
bj v, hét vfbo?d„klok” uitspreken, even vóór- of nadat deze,
.slaat, dan roept- /ij weldra ,,£lóf'* 'zoodra zij een of ander daarnaar gelijkend geluid
jenne.emt;t fevénzöO'ns* H mefr deMekkernijen, die men haar geell/. gelegen.