de gele'bepaalde variëteiten zyn?5^ni,al{^rt%ii“.itfe5 m&vde vogob. witte vii'jetei!-
ten Horden guvondcnj, imv ijl" daarentegen de g roe * n< ■ ‘' vo :.rr,worpen' ón i nder - v;§hi el él--
t«n zijn dan wel geringe afwijkingen van de tvpe, len gcvolgm,/nljhel »\ i l s(Jnl
van luchtstreek Uiiyde eerste (de bepa'alde variëteiten) 1<v\<Afo-mc-ii sorn-flpm rlE
zoodat dan de „.óorSpïonJ^eüjke klew^Weder ^»eorsehijn komt. ©ïi de^oï&o of
donkere kweekt men nooit- gsl!e>, tenzij een 'der bcietf uudt n .met uit -bonte fff|pltjj
en-toevallig jonker was; fwant uit een donker ninmieijr erf
ééns geheel ■groene',-t'zckïwél) als bonte Hongenlvdfek^ï
De zang der Kananetogllslstaat ëêmgzins'in veihouding tol (len pm-vane van
hun ligchaani Gioole, /wa'ïe vogels- zingen krnhligy kleine . tófie vogels 'dalu.rn-
tègen 'zwakkeK Daar^dè Kanaries -den zang vuft.'andoio vogels n.ibool'-en* "kunnenzij
ook zeer-Verschillende-gêl^idenüyQortbréngén.'De in Saksen »T^lplMjh* teelde
ïwSrderf’feeds ijpng' bij Nachtegalen» gehaögeh'^blijvèri dus^lahg^in li i _ ,i I hip
Van andëïfeógoedé' zangers un-nt men' versehillendê.-.liunnei -.liophen aan. daaiaan
^ ia fiet*foé te schrijven," dat men hen'-als de beste zangers beschouwt. Deze Saksische
Kanaries‘„worden dan ook-stéfeds duurdèï^Vërkdplft' dan andere'. Df*-kodp-'
lieden, die /o hij op* .invoeren,'-kennen aai Ininio \nj. I- \i-i - Inllr n’.| ■}. i_i n llnp-
pen loc1, als fluitende: nachtmaal-, ïol- en bt l—lag. M
zangers onder ^ hoewel deSrl'gGedë - onder de/ inumk yc rVc nigini&'niet- altigl zijnbe
t doc't wanneei hij alleen w -De koopli dm nul n u k *?hi ■'h II ii^i|®f*?fl
reizende; hun gefieelen voorraad ingerüiM ‘ voor -andere'
zangtalent, e n , dén-ykQöpt men neS~-Holkadsfch nrodVin#^SÉÉ w 8 f c < i 1.
mén. Yandaar clit sommige lielhchhc-i« maar aeni vomke^ ,i,m |itö 'Sakd-ehe,
Kanaries kunnen- geven. . -
Bastaarden van wij|jgs-Kanaries met miannetjej'jait .aüdefe,.vi'hkaehl i’g e ;^ |S 5 '
zijn niet zeldzaam; men kweekt b.<-t .’ jongenfit dem&'eelvinloSoruim‘rfandlmiahsf,
denDistelvink?- het Sijsje,-den Groenling, denl YiBfc,^l^ KnM^s’dë. Huis-'en Ring-
musch,' bok dën Goudvink,- en-van ;de’-üithe¥msche' söottm''ui1$Crithag¥a-.Jbutym-
cea, Cr. subphurata, en Cymospiza dris. In Zuid-Amerika leeft eeii yógél, die daar Cana-
rio heet (Fr. T)rdsiliensis);ê% dikWiJlï-ïnet den daar-ingèvoerden Kanarievogel paarfiaar'?
entegen zijn paringen tusêchén (jè tóahhetjes van den Kanarie enMfewijfjes vangenoëjnde
soorten zeldzaam. De'méést „voorkomende eh- gemakkelijksl te-verkrijgèn'bkstaardSQ,
zijn uit den Groenling- of-den-Distelvink. -Dergelijk^-t-pAVingènr'gésfeliieden erh f er
alleen wanneer men voor het'volgende zorg drSagt: het wijfje-Kanarie moet jong
^éénjarig;) -zijn óf nooit mek csn> mannetje van hare soort gebroeid hebben, en zij
m ig- ook Itulfvcandére Kanaries bodréïfe-of zien. Dit geldt ook voor de soort, waar-
ïinede mejn.. haan-tracht ,, te vere^nigeii; In l de„ meeste gevallen mislukt echter de
kunytparing, eujeren zijn onbevi ucht, óf de broeister verlaat ze, óf de jon-
_ ii i fi ji*4c i c *
Willen ik; Kanaries- onderling -in.- gevangeti^iSp voorttelen, dan dienen de
■yborwerpetni ‘riiel^eJl^Vd in yerschillên, Qok^moet men daartoe geene
-yögels^^jèënbreSge'flr^-dii'jVÈi'edw.eönigc1 jarenybweikt hebben zonder ooit gepaard
dhcffi.ee sl ie zijn- Di** k,eiyjeh,i wuarin mem rêjhoudt, H^eten ,zbó zijn ingerigt, dat
bul' 'Vijfje- op h'tt "dt^t-mic t ,“aezien vvtfnll/en. ook l^lfempt fre-Veel ziet, Rust is
een luüoldvcrc'ischte XN lnLplaal’i.te,, oi,'. hut vierdeucf vijfde, gelegd ,‘is^ laat men
v'oor/igitigt-^l®| mannetje in.^ejr ander kooitje„-j>yer-gaan, Opdat hij het broei-
,.jfin|^| wijfje niet, hindefe. ;De ne*te(i'.moeten niet bestaan uit mandjes van hooi,
ippl iJaardeiL- of, varkensbaai j-gevuld,.AVulk^Men'^ék^gewponhjk woèr- bezigt, doch
inderdaad- cm%)éfina'tig- rijw^i^a^.^titk"6ex kunstmatig in 'elkander gewerkt
bakje# of nestje van, moé elfegëpjüktvjifïlt.' Men^ÉÉÜ!<Sat zachte wol en veêren in,
en^dk-Aval '^eêi^t'enf.plnis.ih de^ooi^dan kunnen-^dfevdéêl^h^^ ^ É schikken.'
a ls ,zij ‘’tyzelf.helKr'b^&k vinden., llon.bienge, <z®jrara’ de eijgren 10. a 12 dagen be-
broeid. zijn,- wat gehakt:'ei c^Ü;' gijkneii'-cl ihermep-zaab^WgarVanimen de schillen
i wegblaast), met 'een. wei-iu’p^ësehuitkruimels onder elkaêr'gemengd, in den-etensbak
Men lette ti vervolgen- o,p'f cil clpri, derfitnden dag de jongen zijn uitgekömen,
'waasop . menlkwed’er vërSèh voeder, .aanbrengt. Dikwijls, - vooral de eerste maal,
br-Sfeik het wijfje veertien, dagen, ^".IsSmên, ,év} niet jdfpftfó uit alle vier eijeren
jongf^-te , \ooim hijn In ieder/''geval moét men, zoodra er .jongen zijn, eiken dag
yersch tvoeder^iprdénhbak' 'doen,« Zoodra de. jojigeX5.! S a .22 dagen oud; .zijn, moet
B^enr.ex' 'Wëit, -minder "ëk onder-mengen, maar geeft, men, daarvóór in de plaats,
in ?eeh'afzonderlijk potje, wat in suikerwater geweekt, tarwe- of wittebrood» 28
4 35 ( dagen na het xdtkomen beginnen' de joogen^tegd^ uit eigen beweging té
fikken,''" -worden .nog aanhpncfond^ddor de moeder gevoerd. In den regel
zijn de jongen binnen, -kweken reeds in staat op .het nest te komen, en binnen
ï|j§? Weken springen zij al door de kooi, Evenwel is er voor dat aües geen vaste
tijd te bepalen, daar ef meestal tusseben het eené en het andere broeisel nog al
verschil'bestaat.' Gedurende.de eerste weken is- het raadzaam, de jongen op geweekt
zwartzaad, hennepzaad' (gekneusd), broodkruimels en wat fijne witte suiker