Zaodra zij'kuiven krijgen, móet menvzSvniebdn'denvregpslaten'Ig^eaf, aangewen
de regendroppels,-tusschen de kuiÊtójsenltdnor^ing^dk,* deTM^iSochtig maken,
, hetgeen \erkoudiieid uoogectaamdo'mol) en -ziekolijke oowm, kan
wélke laatste ±waaro^i0,o^A#tigem-grjond erifrdiÉMl
:Hét oor-dtywfi^hte, t<‘é:»fóêrkom%g,^»genezing vjfadg/e kwalen, I sd u s
'« e ^ ^Q g& 2^ndgrfondmn b ^ c h u tjin |^ ^ (0 ti gey Jl I \o< de* nio< L^ooj^‘1.nmü<eJib]h
-droog zijnt zaodat haver,;roggeÉ|^sL m;bbekMi.it j,oor ten bi|. uitende g< mhikt
:is, ■'c^pk-dropge-, gekwokle ^t*ii|nge\\i>,\i n j.itdpppi Ir n. gekookte ei^t'^e-n^.l'ukiV'-ni'
kruimels >brood zijn, goed voor hen, ni.i.u^mejr'ijïoel dij mei, y.oo ^K^ x o i^aele
andere Hoenderrassen^ met karnemelk -aanmengens.’J&e,n jneer ypchthoudmd
moeten . zij >• zelf kunnen- pp^po^en; ƒ daarom rplanté, -lm n »ijugt tip iarnb< m '-teijikm
in | 4e nabijheid 'hunner doopplaat^ j q f , late ,zp<. ntfiqn „dan op f^en-$vik«i<J' ||lL j s
hgt den houdeE‘7jg |lJ te smadelijk is).’ p»p .^n^mpoAgrönd %^ndel©®i?i®uf,^a.ehtige:
streken, waar, beide eng. in +,dejqmmtrek ook liiaanihe/ien in ït'd>\^dA^rogijêir',.
zijn- voor dit* ras^ het, irieegt.«fgpschikt. ^Het^ij,,. nqgtans niet tp
weÈt-iét zonder-toezigt'te faken rondlóopen, ji.mt dJqgi^liiïy'mej> kui.\pn;vetl rupei,
damzoo, vele-andere soorten vgmvogQls, aang^erhopdsGhQ -Ulmvalfen-van roofdieren
blooïgestelid zijn, 'vermits hunne kuifvpêren dikwyN jooj ,fll' o.\( it duoogi.n hjiigm
ep heq daardoor beletten, vrij in ’tito n d te zinn/boordde i/elld<* qptj^tïk ypn zij
ook zeer, schrikachtig van, aard, en meni zal daarom 'wéh,dQen,l wajmper mm.-/e
nadert, .zichieerst te latenhQorén, daar-men .mdei v,-,4ooe hm om< rw.x |ils aanijp
pakken ol door eensklaps \oei hen te v 'i&< Injnen, hnn een „doodehjhm mlpihqzou
kunnen aanjagen.