twaalf à veertien dagen broeijens uit en-worden met insecten, véorafenuggen en
kale rupsjas, gev’oedèrd. Bij U verlaten van het' né$fe,ó staat wat
fraaiheid van kleurbetreft, nog verre<berieden dat dér oude manneljes ^)pidëVsbdvéh<-
deelen zijn zij namelijk dan nög geheel graauw, aan de ónderdéelen geeïa&tig.wit,
en nog rwhteV“aan de ie ê l; zij hebben teediâ le t witte streepje jachier het-oog,
maar hunne oor'Vedeten zijn nog geheel graauw en niet, zöa als bij—dê oude man-t
netjes, mede van ê'ènë witte streep voorzien;' op de borst is ëen _graau\w-vlekje.-of
streepje aanwezige e,n".öok de buitenste' borstveêren zijn dicht ^graâ^w-^roôKfë is
hun b e t bruin, aan den ;wot$el dér—onderkaak geel - jd&ipooten hruin ;ën ''dé' iris
donker grijs..'iBfj;«ïv-ergang.' tot het volkomen vederkleed gëSchiedt zçer spoedig,
voorafrbijd&jongenvan het eerste broeisel, zoodat do seksen reeds op défi leeftijd
van vijf wek^n aan de meer gele onderdeden kunnen onderscheiden worden.
Het grijs aan den kop krrÿgen zij eebttó lé^st in bel vélende levensj^ir* ;
Het winterkleed van den. Éeten Ewikstaart ^ M^&idiger yan kleur dan zijn
zomertooi» waarin de seksen minder’versöhil vert oenen; bel blaauvvgrjjze aan den
kop is ’& wintéri gro.enachtig/graauw, met een donker streepje achter en tour bet oog
en eenanderaan de onderzijde der oor streek; de keel is, dan witter en,het groen
op- den rug grijzer ; ookde bek trekt ’s winters meer-naar het bruine»
Het wijfje wisseU;-wól‘is_ waer ©ok Van .vederen, dcrcb hare kleuren ondergaan
hij den overgang tot den winleftooi nagenoeg geéne verandering;.
" île .jongemannetjes van bet eerste broeisel zijn na deVeêrste'ruijing gelijk aan
de oude mannetjes-in hun winterkleed; in dezelfde verhouding staan de jonge tot
de oude Wijfjes. De jongen van het tweede hroeisel, zoowel- wijfjes als mannetjes,
zien er iets fletser uit. .
. jUs-menides zomers Gele Kwikstaarten vangt» is het aan de mannetjes te zieö,
welke van bet eerste ea welke van het laats te broeisel ' deg; vori gen jaaars zi§», # é -
eerste",zijn altoos schoener, meestal zwaarder, en hebben bet witte streepje'aan
de oórvëderen, hetwelk bij de jongen yen het laatste- broeisel meestal ontbreekt.
Be ovérgang van bet zomer- tol bet winterkleed geschiedt deels door ruijing, deels
door verandering van kleur. Hun zomerkleed krijgen ze door afwerping van doode
veêren (niet door ruijing) ea langzame yerkletiring. ¥dlen*aeenen, dat de Kwikstaarten
tweemaal ’s jaars van vederen wisselen; deze meening is niet volkomen juist, want in
het voorjaar verliezen zij wei veêren, maar krijgen daarvoor geene nieuwe» Bij de
meeste vogels», die nam gelang van bet jaargetijde een verschillend kleeddrageh, is
ditzelfde het geval: de verandering geschiedt langzamerhand aan de vederen zelve,
zoodat' gedurende dïë ,verandering aan eene -en dezelfde veder gelijktijdig de oude of
winter- 'en de'.nieuWeJogzomërkleur aanwezig zijn.
, ‘ Als men^eèhj^rMèri'Wogêl infbet”,voorjaar eenige vederen uitrukt, dan krijgt
hij -Sdaarvo'or zoodanige in^fe plaats,'i$k waarmede hij ’s zomers getooid is. Trekt
men hem daai entegcn in ;£et;>hajaaT,:' of tegen den tijd "dat do vogel ruit, eenige
uionim'étien ViOdarf^komon <• i tóÉ«r daarvoor winterveêren te".voorschijn.
Aangaande de khüiVn vanVldijp1 (nlen Kwikstaart is nog iets bijzonders op te
mei ken In Engeland d iidK iS j namelijk de/c vogels aan zonder blaauwgrijs aan
deii k'Op.pM^inet^o’he'^Muèiiaar biumu trekkende kleur. Niettegenstaande
dit klimaats\t i>-fhil,‘-vvoiden^ï genoemd land voorwerpen gevonden, die aan de
on/m g.]i]k /Ljn , kort vertoefd of zijn zij
-ei^diTlits W)p*dy^ ti e ^ S ^ p fh n v iil'd e ,,v p in te ile n .voorwerpen zijn, die er
dier kleurspeling’ schijnt dus aan een langdurig verdij]]
re moeitn bSl^tóïil\ ei^ wi^Tn-,«’* n ,de%élijkft;wers6jieidenheden aan dat land
. éigen :té-zijn| •
die van de Grijze , soort;
^dtóhi'(lt'ii.wzang komen -zij,^volmaakt %érëeiO«^
- Men kan l^ x o t7 op^dlzJhS^ijztó-’als'' de ^yz^gevangen houden, ofschoon
gewennen.’ Het besfris, zich de jongen van
-pen grootte brengen en vooral in