gewaar worden, beginnen- beiden 4%-'zingen; van -lieverlede „échter neil<Hii /ij
elkander, terwijl hun gezang al krachtiger wordt en meer gramschap verraadt, en
op eens vliegen zij elkaér ftan, tuimélen benige malen in de^^fpxidt’e., ven pikken
elkander 'de;kop.vèêren uit^bij dit-alles echter -hiin luid gezang voöftzétïehie'. \
Het nést .van het Rójodborstjè is uit mo^j^M.e^blaadje^plaflrendraden, en
van binnen uiihaar of,’ pluis zamengesteld,-' en dn verhouding tot .den^^ogeï, tame-
lijk groot, en half kogelvormig: Gfewöonlijk kan men het‘op de,gmför«te takken van
masthoornen vinden,-nimmer echter^boven in de’-Bpornen, maar altijd op duistere,
zeer beschaduwde plekken LMiVt ne-t m hgeJue^tbiV struiken of tu-sdn n lak-
.kebpgsen gebouwd, ,dan en heeft bet meëT overeenkomst
met dat van :den|Sluiper (•Tfógïodffies curopcrus)
; Elk brdëisel^bevat - vierCa^zé^seijerenv^roddachtig wit, van“.kleuifj-'mettgrqote
en kleine’, grijzu-èn bruine,'önregëlmatige.ivlekk'epïiwaanan de*gi.oote meeE*,o\eii
de geheele- schaal, en d%krêidèAvoo'ral < aari£®et -tompe iunMe.aamvuzig•>/ijiïs&j''
, - Evenals bij de^meèste andeic \ stootte - duimtJm ji hij, hot.
Roodborstje- dedbroeitijd dertien dagen. De jHjigcnqw|ud( n mol zathie inb^otph^fajl-
spinnen,' rupsen Of muggen)AVpdfal^ dooi deBmoletlo et mailn. I| ■ hlijlr
in., den onttrek ‘Va^^^B|^iplaatf^ zit dan ipi c^tat^til op - I t n takjd, daat nu en
dan zi|n /achten /ang en bij afwisseling een ïateldnd1 purnopRmmvn.
zich weinig met h ^ opvoëden,der'jongen, dn thritook spoedig inhun eigcidondejr-i
,houd kunnen-Avoerzfeh; want zöbdra zij^Bt ned $eildt< u licbbin, pikki n zij; i-Wd*
rupsjesw’aiRde-takken komen*d0kdikwijlsïSjftden grjm’d. om d,roi jklo’& i v\ormpjes
to^ifei-'sporeïn hespaomêrs.’ eten de- Rpodbopstjf^Hbfal^irisei'ti n, j i lïflj-ifiir
jaër ook^gaarne^iëibessêniren? ,; als
kruimels /die, zij,-4a^gezelschap va‘n ^tSé^Hui^mu^oTein -fffftbi]. de woningi il komen
opzoeken. Als er veel sneeuw geValfoiris woiden do^Rjodbpr sl jejcJó^Èb’oh o o ft q
gedrongen, zóó »mak-,- dat zij in de'‘venstdfs3d6en "zitten" en op eenen jolende ben,
da ar - achtergelaten bloempot,.mis ware ’t eenc*' schubljlaats/^ged^cledkoudpi komeu
zoeken; het is dan .'.eigenlijk meer 'de honger, die jjjBfgif '•hWëffewaAt? zpQd'Êa1 zij
door het nuft^ën‘iyan!: eénige broodkruimels, wat opgëknapé zijn, beginnen - dè
arme diertjes- wedefe-té zingen. '
■ Er digt.detSkbptodv'erends in J^stfwinfers, depwijl alles 1zWijg|>>negvdëjl^tEé'gl'enrs ’
de,'.gemoêdeKjketttd^nëft van onzen Wintergast .te hoorenden dan dpHó.odb jborstje,
als een klompje vuur, degen de witte sneeuwde^zien .glinsteren.-
' Heeft het' diër-tjp'; eenmaal ben toevlugtsoord gevonden, dan verlaat het dit
niet vóórdat, het, • gure jaargetijde voorbij is; het weet zelfs zeer wel den tijd te
jtahtllouden. waarop het i gewppïi ’i s 'eenig voedsel te. ontvangen, en treurig ziet het
,u_ >dan, aan’ipn wacht op de versnapering, wapraan het reeds gewend is. Zijne
pgligzins. diep'",liggende, groote 'oogeit -en ingevallen mondhoek geven hem een
lijdend,, ar.moè4ig [ibiterhjk, zijne, wijze van springen, .zien, zingen, kortom al
zijne|eigepscbapp.en?hbbbevttt; iets droefgeestigs, iets sombers; het houdt dan ook
^ » i i ^ ^ Mzaamheidb " en ‘“'duldt zijns geleken niet in zijne nabijheid, vooral niet
déar, ^ aar.jhpR met;„ipe„délijden ^behandeld wor.dt; vandaar dat men zelden meer
dan één■ RpodbpjEStje.j,jn hezelfde, büprt zal aantreffen. Reeds vóór zonsop- en nog
n.i -zon'-ondergang, v\ameèr ^le"aridgrpfvqgèltjès de nachtrust genieten, laat het
/i h li i ii Sb lil tiil- ii i\ jid-ili ui uiig zijn dë-lievelingsoogehblikken van het
Kpilborstjc, dan zingt het ’ssijv^jschljnt zelfs opgfewekt; maar zoodra het mor-
Bënlicht de andere zangcrs-'dqët' o fit waken, -Svprzwakt zijn geluid en vliegt hij naar
(1 ii 1> i li iilii \>' n’ di 'Jnd, -alsgb^?®;de benzaamheid terug te zoeken.
'■Zjët. ippn het. in ’t r f a ja a r -^ bm sS *® i^ g i|||| van Meezen of Pimpels, men
kan met heeft opgezocht, maar dat
[mcvallm dcztgjffbnd/w ervende ’Meezeb^fë Verblijfplaats van het Roodborstje doorbrokken
; vliegt /dari^ I S sbirn 'fe.ën^'eihdwëgt« ‘medev maar keert toch altijd
■naaV'zijn»crgcn#oord terug.
f e ’t-Meest ve'Fl)fllèr-d-ih dfl vogeltjS;WMd^hrt3|denuil; zoodra het bij dag een slui-
p i lf c ideir Uil;ÓntvVpaèt, ,la“at ïie t zijn ratOlëfFd? geluid- hooren, op welk sein alle in
ide .habijffeid’ roudz?’tenrnde-'Mi'PzenR“bhiip(,rs, Wintefkoningjes enz. komen aan-
^:lieuen.--'PmMiiin ^ « É Ë M ^ ^M i ï'‘^gbmëenSc,hbf)pelirken vijand botste Vieren; doch
ipog lan, nadat ai dezt vogels zich weder van hpm* verwijderd hebben, hoort men
Hfe- bef-■'Roodborstje im. zijM nabijheid. Daafom wprden ook de meestën met den
den., lijmstok gevangen. Alle vogelaars zullen evenwel opgemerkt hebben,
dat- bet.illqodbptslje Wël is waar dikwijls dadelijk op de stokken aanvliegt, maar
*bpk dikwijls zichv ’tevr'ede'rf .stelt,d den Steemiii op een afstand te plagen, zoodat het
óf terstond,, ó'ffjnv’t geheel, fiipt té- vangen i'sW^'*
ïndien merr; het tè^n-"dem winter vangt, en in èehe doxikere kooi alleen
houdt,s'kanSmep! het^ nipt meflwormen en broodkruimels in ’t leven houden; tegen
h et .vbéïjëatt geeft men ;hbt egp, weinig gehakt kalfshart of h e t bij den Kwikstaart
^tb'iigewezen voeder.