geslachten - hebben « figV v f r twaalf tJ°.rtn&n ^«^aKiide do
T a n y s i p t e r a e b&ter hebbeM'echtS''tien s t a » $ ^ & ; '«» * » ‘M "" 11 M
het-iigchaarü in dengtehoyertreffen. '
De derde “hoofdvorm bevat-hef .gedarht Or>,h , waarvan dochl*- mnigo
soorten bestaan. Detfediebben, èveh alsSi^yan ^enjeerst^n hooidvom eyuviu -
gerachtigen daartegen een:4ameüjk Jangf® *daart. Z y ;\ö édm ^ ïa^
-met' yisscheil é waterinsecten. Van-
dfe ■ qverigèn in Amerika 't? huis^ “behooren^
In _ alle werelddeelen worden IJsvogels gevonden; ^ 111 d"
rqkste&^ó^défiM’ oirop de$larfdon vjugfen^
Indisclién Archrdel^voqF,^: gewone lJ«*ó”gd! 1 Uedn
tigde- E u r o p a ^ a l sm e d ^ ^ A 2 * n ^ 0 É d 7 A f r i k a .^ r ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^
wefeld vjndt .rri&i^dqilén, die aan, dejbnze#;yéïwant zÜn-
De vnaam 3 i n | e ï § l s „ waarschljnlij k ,da£rdoor ^nt||aan;, -'dbordiem'men diem,
"hiers te lande gewoonlijk“alleen-des winter s^ ziet:, niet omdat fMfee|n^intefyQgèl,
is, maar omdat hij'zich in het barre jaargetijdephgen in d<_ n ilujheid dfi Udcn
ophoudt. Hij kan de-koude niet~>erdragen, ;< n ivandt^^J'-ï^f« ng« vaid,, do
mepren of ^atereni.digtgevrorem-zijn, islerlV'hij. yaVden hoiigoïren^miefüdrv
dan ook- dikwijl'^elj&n=*doo ddgpvonden: >_
Het mannetje, verschilt ilS h ts weinig'van^lfet, \\i|i| /ipi II m n /i|u $iofv,.
fraaijer , en gewoonlijk is hij ‘iets -grooter. De j om p j^
der ouden, ^doch zijn over'’t^algeigeen-iets- d-etser.^
,-t;3)eze vogels nestelen in-aar'dholen, diê. meest,<d^abrjde% waterkaffV^&en,
-soms, benige . voeten, diep, zijn eny.dpo.rrde'beide' 'ouden, met-^fei', ,hek/uifgègraven
worden. Daar ë r dikwijls in en nabij dezë .aardhqlen vischgraten woeden mange-
troffen, beweren sommigen, dat dedJsvdgels vairiyjschgraten hun ned vervaardigen.
Het ,is echter waarschijnlijker, dat' he>..wijfje hare eijprên hp- den
■ grond legt, dus geen-eigenlijk-gezegd -pst maakt, en y dat de wis&hgraten, ,-als-.
onverteerbare zelfstandigheden, door. het broeijende wijfje^of^de jongen zijn uitgespuwd.
Het wijfje legt gewoonlijk vier è. .,zes, glanzig witte,-bijna rtfnde eijeren, ,-zóó
<tiin van schaal, dat er, wanneer zij,nog odbebroeid z i jn,k l eur , v an d|n.,id®jer
doorhéén schjjnt, zoodat ze eene roodaehtigé fint. krijgen. Men heeft, nog--nietjm.et
zekerheid kunnen waarnemen, of alleen, het..wijfje, dan wei^béide puilen broejjenj.
wel heeft; imen soms beide seksen te gelijk in-hetzelfde aardhol aangetroffen,
doch dit bewijst nog volstrekt niet dat ze beiden, zouden broeijen. Zooveel is
in ussèhon zeker, dat het voedsel voor de jongen’door beide ouden wordt aan-
'gd’Lragf- jj
De broeitijd begint reeds in Maart, en hoewel er soms nog in Junij broeijende
Ijsvogels1: worden aangetroffen, is het nogtans niet waarschijnlijk, dat zij meer
dm *ii i- Imi. u ], .il o / in r In i| ii
In’ Midden- en ZnidfBuron^kdniw^ IJsvo^j^lnagenoeg als standvogel be-
^l rorrad»CwdBlu.n.d f f l l l a n j ahuerï-dan ,zijnjp.y®n Verblijf, wanneer de
koudT' hem damloi ^lvvin,d Jlij & \\opnt.dp^ è t^ e^ 'e a !en dezelfde'stréèk, doch
hè dl ;kom,t visschen. Hewoonlijk
. kiPd 4ii| .da’^ tb ^ K ^ s p i hot wulerajooijenden lak ceparchi oken rietstengel of een
in het water staand paaltje, waarop hij dan, dikwijls uren lang, bijna onbewegelijk
flailii'jUr zittf ^Mdtdat;iiiljulMi \ m zijm cadnm in hgBjMfer .óhtflekf, als wanneer
geheel pnder water ver-'
flnijniyjdiiiyife^TqoiliywvuyrvlM^r^kotüt.omz i j ne.prooi in den snavel houdende,
‘naar, aai - lijf., nu, .d’e^M M bmhoog..rigtendë, zijn buit
n ah d( 06jtjAd.ii wit n paling) in di kei 1'lad^glijdtn in verslindt^ vervolgens
eimgi ju ilen^mclr^en ^tidil wipt Cu^znli uittekt, ‘m m dan.,^gewopnlijk onder het
aanhollen \an efh,hud l j l a / i n d • tiw^naai ein ander lievelingsplekje heen
ge^Zijnr .v,jLrt!^’n "Vnch^leéd- jn^óhny.Xegte lijn,-; hij vliegt meestal even
ba\,èridiPt water; Bfjsi^ ^ É ^ ^ ^ ^ K aaar keertM|h«ynimmërj(jótó. Om van rigting
te^veiandénn, i^^bghij eer-t:^fiDiou(loii en zioh nederzetten
Zang 'heeft ’•ih LMo/fl niet, ^01^0110^11' zijn stemgeluid, nog al buigzaam is.
, Ipdeij; paar lij 11. la|en^jl<| nianiielio1-, Ji i wijl' ijij -.ffivyijfjes^al „vliegende vervolgen,
cm hcldi r -tooti nd -cliioIijk Iq^lïa^ld^élu'ld holden". AJs zij verjaagd of vervolgd
woid(h, °Jiïazi-n zij hj^rnook laten zij'een geluid.^hoeren, naar dat van het
snijden,der lucht Hobr1 *>n roltnm oi zweep' gelijkende. Een lokgeluid schijnen
zij: iiiet' te;’héBiben, want .zij ^schijnen 't^dnlter iiiet te.roepen; men ziet hen althans
(behalve m fd(ti*- paartijdj-stbed^-a'Ucm ,
' In de gevah'gmsdiap dienen zn> “eene tamelijk ^oote kooi te hebben, ongeveer
iV^-bfcfcéJl Jang êp’^ ^ f% e n 1 a -d^ ïèd^ e th o o g j zoo^ed mogelijk van tralie-
-werkf^ópbziln; op.,dëm grond plaatse ‘menteen gl-ooten steenen schotel of zinken
bak vol water, en late ,'Cr eenigc vischjes in zwemmen. Is de bak meer dan 30