een luid geschreeuw aan té heffen, waardóór hij andere Vogels waarschuwt, zoadat
hij als wachtel, :óf liever als .wachtpost, eene groote rol onder het .‘gevogelte
vervult. In verschillende streken van ons land noemt men hem Klapekster (de
eigenlijke officiële naam), welke titel -echter noch met zijne hoedanigheid, lioch
niet zijne vormen strookt; want de Klaauwier klapt niet, en "verschilt in alle opzig-
ten van de. Ekster. Sommigen noemen hem Slagter of Slagtèrvogel, anderen Wachter,
Negendooder, Doorndraaijer;ln verschillende streken draagt hii nóg andere namen,,
te veeloom hier op ie sommen. De menigte titels,1 dié déze vogel alzoo voert, Mhdeh tot
de onderstelling~kunnen leiden, dat hij -zeer algemeen is; jlit is echter het geval niefc
hier te lande Is. hij zehs^ê^oral-schaahsoh;daarentegeri treft mênihlm in Duitschland,
Hongarije-, Polen, alsmede in verschillende streken van Rusland en in-Noord-Europa
meer algemeen aan. In .Scandinavië wordt hij dikwijls opgëmërkt, maar in Engeland
is hij eene ;groote*. Zeldzaamheid en niet eens in de fauna ppgenomen.
Het mannetje verschilt van het. wijfje :door het donkerder en glimmender zwart
aan de vleugels, ”dö meer gelijke grijs-witte kleur*aan de onderdeelen en de meer
duidelijke witte streep boven het dog. "Oude wijfjes-»zijn moeijelijk „van de mannetjes
te onderscheiden.-Zoolang zij niet .ouder dan een of twee jaren zijn, merkt meumeestal
donkere randen aatf 'de borstveêren op., welke^dhter bij jhet eene individu veel
duidelijker'dan bij het andere zijn,.en meer. jn verband 'staan-meteen/leeftijd'
dan met d ^ sekse. De jongen-hébbehC-t-egèn den tijd dat-zij lietm-est verlaten,
bijna dezelfde- kleuren als-de ouden, maar hunne onderdeelen trekken dajLojog
meer naar het geefechtige, éii aan iedere" veêr,hebben Izij da« mag''een smallen,
donkeren rand; ook is het .zwart aan den kóp -hij heji- nog zeèr tfflets, en aan
de vleugels, minder'glanzig, -da« hij de volwassen' Voorwerpen.
De Klaauwier maakt eenr-tkmelijk groot en vlak of halfkogelvormig nest, dat
op het eerste gezigt naar'jeen lijsternest gelijkt, maar kleingr-.is. Het wordt démi
voudig uit.; heide en dunne takjes zaamgesteld en van bjönen "rsoms met 'dunnere
worteltjes belegd; ook heeft men er wel hens yedéren in gevonden. Dë'JhjeÈên,
gewoonlijk vier a zes in één broeisel, zijn niet .zeer puntig, bteauwgroen-mefeehi-
ge groote en kleine, zwarte -en tdonfeerbruine^wlekken, waarvan de kleine gewooh-j
lijk aan het stompe eindende groote over bet geheel verspreid zijn.^Beide ouden
broeijen en verzorgen de jongen. Zoofjka -er in- de nabijheid van eene boerderij
eèir nest- met jongen is, kan men dit spoedig bemerken aan de- ouden, die. onop-
houdelijk langs de mestputten komen vliegen, om' er de kevers op te sporen.:
Kevers zijn namelijk het voornaamste; vpedsel der jongen. Weeke insecten wor-
detf dlbrfÉfew:ihüdeh4fzeldéldr gegeTen, -en ook niet aan de jongen uitgedeeld.
-Zijn d f # j ||^ Klaauwierèh., '‘bijna vólwassen, dan ziét hél er voor de in den
ismtfèk' hrhéijen'^zangëhs- slecht 'uitj’1 vooral wannéér de Klaauwier geen genoeg-
IliTncn^ooria®^' ke\ crs^fpf-'wèspen kan magtig worden. Dan is het een gevaarlijk’.
Vijand^, v^r^liét^ga^elVë,;i want alles wordt zijn buit. Een oude Klaau-
"Lroeijon'dé■ LijffÉ's, - ja'^zelfs Dijiven aan, om de jongen on-
dêV 'haai wcgM’^ ^ovpriï, zijne jongen" verlangen voéder, en dan kent de Klaauwier
geëh-- M^aélijaèn.’ (‘ton j'oftg, en oud weder insecten, en zelden
wilt Oten ,nundëi?\ee^’^wakké^v|0^ j jp aan,^poMking :zij niet döor den honger
||kwêm ^ d e n ^ 3 | m | i .&r' of- kleine wogels trekken
ên'jijh. komt de moordlust weder te voorschijn,
gfl-.'vMl Zwakke ;(lan:1f]ó'ó'rf derf Kl‘aaü\®^overvallen eh verslonden,
slpj kam déh^Mï'nV'Sl^^ ThVgfenv^g^s^Bxis tijdlang onbewegelijk op den loer
blijven »’ratten, Komt er nu een groote vogel in deVmabijheid,- dan slaat hij dezen
naafewlettebd ‘gade t'?mf?yiijht£ Kracht té schatten; ten minste, er ligt dan
lëtp’twijfelachtigs in zijfl('p\'ii|5!ê-.van Blijft Mlzitten, dan is dit een bewijs,
dat hij niet doof jdëh’'h0ngcr,Igmvê1 3 , w ^ ! l i t ' . r adders valt hij er op aan,
Jijverschillig _of zijn 'tégchparlfr^ffl^^™; ni^'|sfé%pri^i^ Dikwijls . moeten dan
pföotëre wolfels*/het oad'erspit^ delven, Jd a l^ d e s^mVal s-zoo onverwachts en zoo
Schielijk gè’^iiedti, daV'den \ ogcl’Wods ieehige doodelijke beten zijn
Zoegehrogt, vdÖr >»ljij nog tijd-' ,'l|pP,-r,om zich ii">4§génweer. ie stellen. Zoo b. v.
•$verd door zhkeÉehlvëgèllicfihéjiÈër, >op zijne buitenplaats nabij Rotterdam, een Klaau-
;wier geschoten.,- t e r w i j l b e z i g ^asweéne1 Zwarte Lijster te verslinden,
de twierdó reeds' welke meri neiSi .binnen j||[ne week daar; had zien vangen.
Detuinier, verzekerde ‘mijjf-^Kdezelfde 'Klaauvder 'dikwijls' zelfs met een Vlaam-
§schèn Gaai inj den êtrijd »wasVgëtreden 'dn“réedWge"düfëndè eenige maanden in dit
jjjord onophoudelijk Winterkoning]'gS.- én Staartmeezen vervólgde en meester werd.
Ik heb^dikwijls gezien dat Boomkruipers op -ééns van den boomstam werden weggepakt,
zbndér nog' 'den Klaauwier opgemerkt te hebben. Zulk een roof had iets
“^perwerachtigs, geschiedde in de vlugt en zóó* snél, dat ik den tijd niet had, om
te zien' dóór welken vogekde Boomkruiper was weggeroofd. Ik bemerkte echter
later, dat - h et' de|'3fcl'aauwier was, daar ik hem onder het wegvfiegen aan zijne
grootte;^., eb ylügt 'herkende. Een 'mijner vrienden ving vogels op lijmstokken