Wm ■ ■ ■ i d v mm k .
®»RRH ULA, VULGARI 1
slechts ‘èéife soort vertegen-
stahd-ws|i^J;-rassen-, waarvan
h > ■ t' m nu if^Sl'r» ■ t g-fn iK^jffirl gftnfl t vtfenpfal»
Vele -f^èlieiEtebfeers m-eenen, dat Ié voorwerpen, tót-'1
rende - de jonge n zijn van het groot» Enkele ornithologen daarentegen beschou-
w en ze als tv\ 0é.- ^ (w d ^ l i j k ^ ü ^ t t '^ e n noemen den grooten Goudvink P. coccinea
en den kleinen P. vidgaris,, ofschoon zij in kleur noch levenswijze verschillen.
Hel onderscheid tusschen del seksen 'is bij' dezen Vogel zeer in ’t odg loopend:
bij de wijfjes wordt namelijk de róode kleur dei onderdeden door graauw vervang
» n < n . i-sgjjfe het zw irt \ in bovenkop * n vleugels inindi r glanzig De roode
binn n Lag aan de . fsl kleine vleugelpen ontbl kt I eds bij de wijfjes, e.n is
bij sojnmige mannetj» s bijna geheel, onzigtbaar.
In den natuurstaat is . de Goudvink rustig van aard, niet 'schuw, maar zelfs
vertrouwëlijk; althans verbergt hij naauwelijks zijn nést. Men treft hem meestal
in sombere streken aan, waar dennen gróeijen. Hij zoekt bij voorkeur dezen boom,
met welks zaden hij zich, voedt, en op welks hoogst» takken hij de woning voor
zijne nakomelingschap bouwt. Het nest . is niet groot; de wanden zijn tamelijk dun,
doch vasi en 'doorweven; het geheel is half kogelvormig, eenig-zins plat en met
llr1$gdB»-èMtfin»li‘i \l,»k aSn^dèfi^%^-.g|h»dht.
De broeitijd duurt van Mei tot Augustus. Het wijfje legt tweemaal, in Mei
IfcH ii Julj® drie Siv&^ijëren^ide^^^iwwan i'imp 'ïicjil -blaauwgroene kleur en,
vooral aan het. stompe einde van kleine stipjes voorzien ..
Terwijl het wijfje broeit, brengt het mannetje haar voedsel. Zij verlaat het
nest alleen bij hooge noodzakelijkheid en is dermate aan haar' kroost gehecht,