aan de Kaap de Goede Hoop' gevonden en in - kopijen gehouden wordl Het geslacht
Ixos, ook Picnonotus of Braehypus genaamd,-ife^een-aanlal, meoi il kleine,
soorten, welke door haar vorm eenigzins aan de Klaauwieren(Lam'tts)^aoen^üepben;
• deze worden allen inx Qpst-Indiê, op ^ffc/^a^te’lajiil \jfl Indie ch in (diinakgc^on-
den. Eenige, welke nag-meer tot de•'Kjtauwierên overgaan, namelijk,-dc*weinigfe
soorten._van het geslacht *fryöhopJïóms, ^éródSèn; de 'die^fei^ttekeii' van Azië «en
Afrika. In Australtë-le ven Rechts’ yveinig lijstèr-ae-hQl^^ogel-', namelijk viftnt -opit
van «het geslacht;jOrêocwk* 'en ee’nfgo sooiten \an hef ^go-larlit -Col/tln< .4
Bijna alle dysteracTitóge vogel«- ondci^cherdoi /ir h-jdooj^ei 11 kr.mhtn helm q
klinkend stemgeluid: 'Al'lèrf,,\ocjdrm n <li melr/ade®, be/if-n.eu uu/rlVm, demmsrni
'maken- een zeer .kunstmatig ut'est.
In Europa leven^'^emlei-vö^mèij: van LijstersnamÉ:ijk,. de HotMij-ti rs. (Muntt-,
c6lü,) en die soortenTwèll^i^n'eigenlijki'LijUerh’fnjbeml.TWtf-laal -ten zijn d£ volgende-^
de Gtwone, Graauwo ol Zanglijster (Tuttin*, »41/w i< \/jfib Mi^ju [li^tagif^ny sa>n,»<,j!
de Koperwiekc (T- de »Kramsvogel ),- zéld/ómer^ de'
(T lanpiatuè)., Be mt’e-t algejnei de m on'-' hud i's^dt Zwaïlr Lij-b l^qI Mecefj
( ï 1. merula). 'Hez^ S i- in 'Nederland' 'eeSt stafedvonel:
behalve; hét Sp'ordelijksL-gedeelte^.wordt e> hlèi., nwli^uuMijk'-iygf'l(,£(in {l réken
van dit werelddeel minder a^ei&eèfit aangefeoffen, Maji on Duit-ililand, ,hngL^n,d
jm N’ederland, en kbmt.^.voorts in Paleatina^AJgërip/en jHajierï, jfgdtëf»,
Het mannetje, in den vrijen staak, is' des.zomt-’ 1 - geluvl /pattJflQi>\Vd;|lziin('^aaBe
oogleden en zijn snayePftppggraajégeétzijn; ’/winters is jle^ek.lunirj^^().oglód(?n:zijm
niet zoa helder en^de, yeèren mmder Ranzig. Het wijf jPfe'donkndfBjjSi op, de^nolef-,
deelen, ^wartachtig op de l^ovendèelen^en In eltjmtn gelen brk omreien Qjatji mdj[
, ’ De jpngen zijn, sedert het tijdstip dat p j|È |t neèt- xé/feténtol/an den mkien
rui, bruinachiig, metoeen dichten keel,i eemgdits * geviel^ o^de'&nd^/eelep^mat
een bruinen bekken,- eyen als het wijfje, mefr p*fjnrhruinep, oograffil^Ndi dcnutfiiji.
zijn de --seksen rjeeds, .te, 5nderscheidenr~--
De broeitijd' der 'Lijsters- begint in Maa^t/óf April.’Zij nestelen »op ibjs^hadji’wd^
■ plaatsen, in heesters,mabypden grond,eÖ^^tlïsschen takkebpssen', dikwjj.ls,,)Pp,de;
onderste dekken varjjdfennen; -ega* soms ij^ vruchtboon^êmj^,hêt laaf^t$i,gp;VaKf§>
het nest vlakker dam gpwgonlijk en Iigt‘‘het op dié -£$<%$§.}van idemv$(|a)&kj waar?
/ ë takken beginnen. Het j|asfr>‘is*'in .verlïoïïdSn^ftot'-d.eii ^pgelrtkloip, >mééstah]napf,
vormig, en-^bestaafcyuit dunne WorEel^eè^diè^ et' slijk .wonden; zqamgftrnetseljlj
'Y-oor ’her binnenwerk gebruiken zij fijn stroo, zachte plantendraden, en paardenhaar.
H< t gchrele^nest heelt .veel*overeenkomst met dat van de Boerenzwaluw;
de ïwabden^zijn echter dikker; over het geheel zwaarder, doch niet vehl grooter;
-slechts in enkelelgiffallen is bet geheel rond, omdat de Zwarte Lijster het meestal
"tegen den stam^aanmelselt." -
fDe ’algemeen b&kei|déd zang, of liever, het géfltüt van het mannetje wordt
IrCcds' vroeg,in ,b.lbtvo6,Èjaar en meêstal%geds vóór zonsopgang gehoord. Onder het
ny.i\ lieg en Jni|IÉiM^»KMl]3;ld .».'dat met het zoogenaamde lagchen van den Torenen
-h&lderder klinkt. Zijn gewoon geroep is nagenoeg
' dls'idaj :tum den YmkV'maar klinkt meeMls Als hij zich op den grond
?hf^\üe'gt, hooit mi'^ ^ ^pWnaBm^^zijn~,J<^P^wIcyr waarbij hij mét den staart wipt.
" Door zijn-^ang, /ijncj^ijze■ van Kesyè|^n: etfzijn,uiterlijk heeft hij iets melan-
cboli-M)%,te meer daar liij bij fyoórkhur-.spiiïb'ere streken, bëwoont; daarbij is hij
|s'chuwi_ eS w antrouwergl, en ’is,’ "b;ehÉflv|!’’1jle*s wiijjffe^ipiet gemakkelijk te vangen.
In liëlm’Tjaai wordt 1 aeh|TzeMb'^ögehqajmdê.'hjsterstrikken dikwijls meester,
11 x. 1 ui 1 1* t 1+ I 1 * n 11 _ \ ill ii 1 1 11 men. ze*mef slagnetjes en
knipkooijpn. gemaldSelMWingeu. •* .
In , de .zijn heT'stiltó,zqn,S6ërlmge- vpgéls,, die soms uren
ia'( fitei o?n'* in^c'imB en yd^//;lt^ Mbli.diiig .blijven /Itleit Pas gevangen voorwerpen
PjSÉlféhiro tlh -\liegi n ^ i t b dikwijl^bok eii vJpimSïU tegen de traliën stuk. De
^bestc ^ a k g ^ ^ ^ w i jg t meir uil|jpi5iageif. vgÖral^e,Yan het e e d p broéisel, jfië
men _ met ,b^chuWfw£ïupi'henp’è p ^ d »^Bgih/Ét vlges^h opvoedt. Zij groeijen
hi ^ i j r ^ l'iaaMëlt Tdiitw iklFfan'ij nu ^ p n getüftË-,Zee/ snel>èls men hun veel meel-
v worm en ^'<i^ m i et,cn'tiieEèh'l;uéiit^ jl.l^..groeii*,,.iSoj,tfls :dé binnenste bladen van
tl^ërenkbol^ petei,-elie ót kim-rrmd';"‘órillfcr^bet vrèr..gemengd, eten zij gaarne.
V in ’ ile“ióifdi.u, Vif n i^Ufin^iz iml1;^ wa^mavelgortrv hij afwisseling gehakt
B l W B W H | B k .jMoe‘,,hQiéF ^draWWEBantersr voert, d ^ t e vroeger .zullen
»mi; zingen. Dohkere •■ kpóije.n,;'op e&ne» hescba'duwde plaats aangebragt, zijn het
nrieesk*gVsgliikt|zfolhbg ër-/on-op'|^e'#pui'*‘Schijnt zullemzij zeker/niet zingen,
lb^ge\aug™süïap‘-ki/|geiik zij ^nss-ytStt^4ire’êrïm,'^oqiral op den bovenkop.
Er bestaan ook voorbeelden, dat de vederenl o\ er h^ ’geh&E&.ligchaam vaalkleurig
Jiien' alg-f gapoederd. -w’c^ehi'Ê|^OHg^ëvangm< Yoorwerpem hebben me'er aanleg om
te verkleufen, dan de ouden, welke laatstón‘daarentegen soms den geheeleh winter
htpli^k^geeir'geklpurd hebben