DE W O T E R Z A N G E R .
A (M W O .B ,, JJ.0DULARIS,
£$>ii \ ^ fiHtj/.?jtUl IfllfeM M nfii «Éi> -z^p rlin g en naam „Bastaardnachtegaal”
bW( mp. J?]k^ ju1i) ^ l4 ui§SF 1?nd -eert' de* ^egatis-algemeens Zangers. Wat den
jVoYin :bj4ir‘i’t s l u i t , di ^Wiijlïizdn^oi^ zau.li* bjj- (Je^ Sylaa$ aan; doch zijn bek is
tfrip.ftr ^rip.rnvnrrriiiV&? hlkoaftr.Y^ilj^ ^ M iréSdeK.-afl^den^ wbrtel; ;de teenen zijn kort,
rn.i.u "dt ^ ig ^ -v k rd d i t^ lnjn/i|Ote bp\\,i ginm n^Rëe^hij iets sluipends, en hij
K ^ i-ngt„ ,dat men zou denken dat hij vloog.
en wordt meestal in horizontale
ilKvyding zien Hip komfttviri ;op&dmi grond, springt daar schielijk voort, en
»wipt voiib met jlen '.tapt».- ^
Zpiid-Europa^en Npórd-Afrika; hier; te lande
j s het tl' 'V n ig ^ ‘dotfe^ii ht Hgodatht Accent^, welk geslacht uit slechts weinige
pnirlen,- h o - t . i d t I b i p q p a ; e n f A z i% , worden gevonden. In de meeste streken,
fcaasr 'épcmhji, ta'uJulor^dföïkyni.jigrto aangetroffen, vindt men heid pok
jnarikikddi&fetdetot verlaat hij de streek, waar hij gebroeid
'Êeèft;\detweinigen,' (hé^.wegtrèKklil^zijn► dan'‘opl^|iooMzakeIijk jonge voorwerpen'.
BS||kfbestaat^geèn-J|?ér ,"keYpicUjlyHVp^schil tusscjien' Jjeide seksen. Het mannetje
|f t ;in ’t «jog,-*^aiiend.Igróótten zw^a^fer^dam het--^jfje; aijhé kleuren trekken,
:aan< .Ipn='Vftpl.,bmeer'-- naar ^ feË S Ig g riiz e , en de vleugelvederen zijn duidelijker
bruin eii zwarb..Ee1a|arrge ;jdngêh zijn meer eenkleurig graauw. Tegen den tijd
“ctat zij b e tre st v e r l a t e n i j niet veel- van de oude voorwerpen; alleen
.zijn, 'Strepen "bp^Kinp^felf^ dönkérder, hun snavel geekchtig rood, en de iris
denker grijs, in plaats van lichtbruins
b'.Be1 Winterzangers pgrepj in April, .en omstreeks het einde dier maand
'beginnen zij\den nestbouw. Het mannetje ;,fe; gedurende den broeitijd buiten