in Nederland als trekvogel* vöór|- en^p'vërwin'tèrl irt-Noord-~'tot Midden-Afrika, soms
echter ook in jZuid-Europa r-althahs -ik~vond Itof riog-in Dèceïnjbgr nabije Lissabon".
Deze vogeltjes verschijnen in Nederland..eerst in de laatste; h e l f t -A p r i l t onj i-n
het Begin van Augustus weder te vertrekken., Als pene uitzondering Qp^dèforegelji
kpn ik hier nog ,bijvp%eh.,‘ dat1 ik in‘bét begin van“%é^tèni6er 1868 in de omstreken'van
Leiden ëg lf broeijend wijfje mei oen \ rortn I i'onufei^-.iantiot, dHm
jongen' waren slcihts 'eénigö 5(.m,ïe\a' ze$ dagen-ëiidf'eëhigi: ^((iraeifiiKt 'Ueze-iont-
.dèkking vónd ik'de jpngen‘aj^ohietV, en een oirdï voorwerp ’pp -e(‘‘ni^>el®Wif
van het'tiëst. Teneinde mij te ov(‘ituigen,^JfLmijnevvvaarneming i
ik het^YSgeltje, -en bevond dat lat^AVitl(h|k een wijfje van*den («wonen Ylugen-.
•vanger - (Mwscicwp o - .grmlaj&ij$jrsfe\*
'•—Kort ja|pólBie--'dankomst parert de/e;^yog(4s&:/ij bioeijtn biht s nninaal:
tegen XeihdA van Mei;‘ öfym/Jüiuj.^ê? jongën trekkjn te gelijk met-de ouden weg
ën p lih verdwijnen onderscheidt zich door dit zonderlinge, 'lat|g®l daags nadat
men "ze- overal nog aantrnf, ‘heigens metjr-tj'Vrü enkele; -Y-MegVnvaiL< i Ir vindt n*
js^zendër !dat Anen te - voren-, émiigeó vooFbe/eirlmg tol hun vertrek had kunnen
waarnemen.’
?’-d3ij;. deze sooirt.^fegeen1 vl4sbhi£g-tu£S(f i«ri' dé ‘■wikwn ,op 4ó-.iiii;rski'hv-'/eÏM' ondej
voorwerpen zijn'■mèéb"!eentoQhig graauw' vanókB ui dl ■ ti d | n n*b M um ij
-en ^duidelijke
Het HpstMw^Tltjjuit dunne worteltjes-?- phlK, k i m pm I rtlim ^n§Lj1 i n
zaamgesteld-'en-têé-jgepiaatst, dat - het- bropijehde. wijfie moeiieüikfjp ilideht kan
worden#'f«^der dat- - ëèhtêr hëfr-ne^fcj^fcjek yeil)wTg(_ii liet, Bnv n in (err hoorn
nabij df§È stam, op maar nooit tussehen de takken, boven op knolwduonj^tuWhem
niet te digt. groeijend-klimop, óf intóa;n.sst«3Ï’-^ van totens^der~buitenhmzën zal meii
spoedig hp%ttekk-ip5tèen:dntdekkën, -zoo memSléci^s.de ouden gadeslaal 4)e/f nditijven
narnelijk in.de riabijheid-van' bun'kroost, of Kever,- bouwen^uentpesHii demoimtn'k
vair hun KeveKngsoordjj/vant-Vliegenvangervertoeven ^teed*« op »die plaatsen',
waar zijóieeijtóaa'1 - onderwonden heMJeii dat gefloógzaam;mhseaten- - te vangen;, zijn.
‘Aangezien zij nui hum-vpedsej/ in dè-v vlugt bemagtigen en- met. ieder gevangen
insect, naar hunne .-Vorigé zitplaats^rof' naar he^-®^- terügkeereh^, zifitv ,tognt
weldra'wSaj^,zij met hefT#vfpedselcbeênvliegeni, etó^djis sook waèr hêtunest» ligt;
Wanneer echtfe»{®h wijfjë-op eijeren zit; jhoet^men goed uit d;e, pogen zjen; want
zij vliegt, bij naderend gevaar,»niet altijd weg, en de\jëéióeèn--h'af er veêrén komen
meestal\^denMfp ^vereen.' met" de plaats, waar het nest ligt, dat zij gemakkelijk
aan het? oog ontsnapt.
• De ejjeirn Waai v ,m er Wier iéózes in een broeisel gevonden worden, zijn grijs-
ach tig of vuil wit, soms naar het iÓlA^rlJ^ëpdpv met kieine, graauwe én donkerbrui®
streepjes,Mie aan het stompe; ei-pdé grooter zijn èn meer tot vlekken overgaan; zij
hebben vi#J ^nmleorik/mW •ineKiKe’.der Grasmusch, doch zijn niet zoo groenachtig
Van groridklëïiis!i/ij;
aabgest-ipt,- worden, de jóngen met insecten
ci voord"■ lh‘p-,‘.pLeekb nu ivanf/T‘lff dat b’éidë^óudèn. druk in de weer moeten
zijns* öj^hugfle/tjóng^ te bevfódigófl-; waiit zij bobden' Slechts één vliegend insectje
jfï'Z celijk niactm, * rtf'fclo» ]ongSi1'.iliebb?‘nts w l v'an zülke kleine diertjes (muggen,
v Imafte’-1, . ' i f t z i j - n u d ^ g e n o p g zijn, om zelve in hun
AinUór-houd te' voofzieni’Nog %êni§.èrf,’'tijd -hadat zij v^ör^tv eefst het nest verlaten
Igbbm. /letórnVm^e^digt hij elkéEêr 'icM eed* tffiè zitten', ëfl al kunnen zij dan
om lë'Put'dreiceiid fce\ utt fle ontsnappen,dinsecten-van-
g/'n^knlfnhi'iH/ij 'daartoe is,^iêe^ ontwifckëlfog^ noodig. Ook hiérin-
.’gëlLjken,ol1èy’e ^ ‘ógels^ dpYZwaluwen.'Eefë^reènigeti t^#nadat zij gevlogen hebben,
’effenen -zij'. ‘Zieti,.Érr de-jagt. Inudè eërst-e, «dagen ontsnapt hun itög nienig iösectp
vlinderjtje door het geheele bróeisel vervolgd;^
^l®i/iji(ii h n^noc,mi evtolïrdfk'ó'Dden e?, hij te [ia-, komen, om den buit magtig te worden.
eigenaardig gëluid, dal hij óp zijn
paM LïiJv je . zittende-iherhaaldelijk.5 laat>&a©ïën|-;y! het klinkt -jnagpnoeg als de syllaben
^twk-eh&KS', Hij zingt"" vVeiiug Mof nii t dln n la.ri^ het mannetje in den paartijd
weel 'bóonn. ,
^ ‘lliiZY’&wgelljRx /ijn niet.;schuW- èrt' kunnen dan ook gdmakkelijk gevangen
v(<opded- Hel ollde vvylji' v aiigt tn«n>dmidde l van een‘ paardenharen lusje , dat
■mi n\->n,i,i-t 'Kótj’.'nè^ïvd'sfheiht en waarvan de lüs* over. de geheele wijdte gelegd
iwprdt.--0p)^d0pr; middeMvan 'lijmtakjes kan men z'e-Sppedig meester Worden; men
'legtVof beyesligï^M'^l^^gin of tw'et* «fakj^ÉaaSt of boven het nestje, en weldra
heeft jrien daarmeê* Bet ‘Wijfje emidikvvijlë^t;^gelijker tijd-het mannetje gevangen.
EVenr gemalik'elijk vangt.anen zè >met dêït Sfeenüfl en de Ujmstokken.
in- Êóoljeii; kunnen« zycnief®QjLspoedrg aarden en sterven dan ook meestal
binnen 'weinige dagenf^Êapmëa Ze echter in Jë kamer rondvliegen, dan houden
zij ’t dikwijls- lang uit, mit's' zij ’s wintërs niet van de koude te lijden hebben.