van luchtstreek niet verloren-, mèèrr. integendeel aan- helderheid Van klein ,en aan
glans van vedefèn nog-|g|^wSieji -^êaffirV
Omstreeks vvelken tijd de Fazanten m §j|£vadcrlaj7d \ f i spj eid' w einden®?
onzeker, authentieke!"”stjikken_ blijkt-ihtusschen^ da|^ri'eds dn : dc laatsterhelft
der ' veertiende eeuw hier te lande jag t op,Meze '%>|elS gemaakt weid .«4$ Langs
.den duinkant der provinciën,Noord- en' Zuid-Höllandieri stieken \an
;U'trecbt komt^dl Fazant dn|§e1ipeï''vèrwilderden Staal v i d in I / i|imI ' ju ‘ ,
‘ten Toch in de/jialüjhèid'*Ya^33mt,eaplaatsén^|L-,qp>;èigen, jagtgrundi-a' te^,\in-„
den, waaL.men h imj^ wmiers ka 11 m_ ri n _'j' !■ i< hl)1o^'zMln£^^ïirrld/ mterajo
-bewarenl- ~
' .Dienaangaande deelt dè heer,A.' II ^Yewer-van WidfelMfst in het de r 1.
T ijd s c h r i f t v o o ir J a g tk u u c fë p i<11. III, blz «14-b Jrët^oli^fnle; naodef Men
bedaart de »tfaslhteri,/welke óneir; in het voorjaar wediTwunraht ml ^ ^ êL tjjfe v ^
lücÈtigè/zolders, .fiétirijtten afge-dolun, \,uuboven met een
nek bedekt, en 'Op„d§T^bÓ&em fuinLvan, droog zandt
pephokken,-waaraan eonmuinièi loop Mn-latk'n, md een’net overdekt, v.eihïindfrnH
|®§ dit laatste:-ist verkieslijk, f j g Het voeder bestaat uit boekweit met de buitens
bladeren-, yan-groene boel,A en een ^gioideWardon^rhotel ugüi t stoad-' \an vefhfeh’
water.’voorzien'.zijn.^Rörf vóór b e t loslaten, in» hi*tL voorjaar',*niengt mei^ê^n/,wéi-
nig hennepzaad onder het ^voedsel, »mfen-héhoofl evenwel Ie zuigen, dal de ic-anyh
miqt ;;a l te vet woidrn, veimits zulk1' \an rrulei fignn' qp despllfwïkKchng
der eijerstokken is” .
V<Tot het accliiihjteron-\;m den Fazant mooWeene uitgi^tieklh^'dsvan minstens'
;zes bunders boschgrondrgoed omheind-warden, zoo dal ei gei ne v ïei \ o'etige »rqot£
dieren—kunnen jbinnensluipen. Daarbinnen worden” ’au- in het j'oorjaai tWeiNjongp
hanen en tien a veèrtien volwaren hennen gebiagt, bijtvooikeui-rir^zóodanigen,
die reeds in b e t koude1 jaargetijde ..opgevangeörwafen,« eh* waaraan men,i;'alyorens
zVlEof ~te laten,, liét éV!rst_e .lichl^phand) fd lr'yle.ugeb' He'ëft \ afg.e z ctT'^k ó o genaamd
leê-wiëken). Daar men de aldus opgesloten vogèlS" zo o .m in ’mogelijk! dient te
verontrusten, moet reeds bij vq'orbaat binnen de omheining natuurlijk voedsel aanwezig
zijn, en voorts hét'.^érsche-wöedeï'' -zoo onbemerkt mogelijk' of gedurende
het koude—jaargetijde aangèbragt w.or den. jBë'’Fazanten/zullen 'nu hfqeijen, en na
verloop ~$&Èftwee- jarqnmdmate ban de plaats ^öhéöhf -zijn,” dat-men dë's’ noods
de omheining kan iwegnemen. ^Reeds in hët/Volgende najaar kan e r dan jagt. o,p
den, yogel gemaakt IMèrden, —- voor jagtliefhebbers wèl een uitstekend genot,
naardien de Faz'ank ohgetwijleld qën der feaaiste en, bijzonder de jonge, een der
pbltevert, en zijne vederen tot verschillende
doeleinden aehiuikl worden. .
^p.Fazaufcfiij* \ urwijdërepj^ zich» 'ëhhter vafi de streken, waar zij gehouden
werden, en komen dan op ander grond- of jagt-gebied; deze zijn de, eigenlijk ver-
Ifem ^ y ^W B H H BW i^w S odijger^MggKten -wofótén. en van Welke men in het
M orianr de eij eren vindt Van die eijeren|$jyenwer zijn doorgaans de in onze
tuinen levende Fazanten afkonrfij/-Nfl
Ook i-M 3 sieraadvogels in de volière worden de Fazanten zeer gezocht. Deze
volières dienen op droogoh grond te slaan vijf a tien voet hoog en even breed
te zijn, terwijl hel'bchtergedkelfe den vórm van een kippenhok moet hebben,
^ ^ a r ^ zich ^^^p^hi-T^./ijde-^npvi.'épeni'ng-bevihdt.^mémen' sluiten kan. Nog
«jbetcr a-3. In t, het-ASh^g^di'fUe dooi _glazen'deuien^të vervangen, waardoor men
Sfeeter m (h ^„(‘Itsimnhiid*r- Mie vdtflIs wan ||^ ^ ^ m ./ I n dit moeten rust-
latten aanwezig zijn. Het is ook raadzaam, den grond der volière eenige voeten
qp t f lioogen, „-onidat mei|[rom| da&'-églfSMte '? zien ./is :■ in het midden Van
d m | h r 1 ii i nl \ i ll I I m 1111111 s, aangebrkgt, - steeds van versch
alpr/jpp/zien hm 'ineT*! enig ^tr ixikget\as m‘ de, nabijheid.
^ a n fdi'/i ^o,éls®^^wn®phd( i-jcheidene''bistiaid^oor^en, verkregen door
kruising met dim Goud] ikcu-jkderi Ding-, den. Zilverlaken- en den Groenrugfazant.
^pqrwerpen,rt,-uif , derf \Gewonen en', dëhj Ringfazant. geteeld, zijn fraaijer dan de
ouden en krijgen dikwijls een ring, die bijna den geheelen hals beslaat. In Engeland
werd kéjejri; bastaard itgmh'ndén*, in vrij é n , staat door qen Bqschfazant en eene Korhen
.'.(0êtrao >orrlh uvorden, er ookïlihhtgekleurde en witte variëteiten
«akngètróffeh.' w elke nien Isabel- of ook Albinorfazahten noemt, en die gewoonlijk
een roodên 'dqgrand hebben»