i B m m ë ë é
DE ORANJE VINK.
I W RY X.
De naani Oranjcvink, Oianj&róge^YUT|ÊweVe'r(Of Oranjewater wordt over het algemeen
voor Ah ie vcrs( billende efachtige "“-voggls gebezigd. De hier afgebeelde en
gi^odfJte soort w oi dt dooi sommigen ook tTny^dgcl genoemd'* hóe wel deze nöam meer
toepasselijk is orfjcehe verwante, kleinere sooit {Enpledéi ignieolor). E r bestaan
drie1 oranje en zwart .gekleiirde^bfooilen,' die, omdat bij baar de mantel- of ach-
ïe’rdekveèMy eènigzins vef§en|d ^zjin ^fen^na^^ép^kraa g gelijken, ook Franciskanen
genopmd yvoVden.
Het geslacht* Eviplpdtes beval? eebige 'Sgqffth*,'* -waarvan de meeste ook
in geV^hgatosjSbbp ^ wemelen hangetroffenrAD|’ze Afrikaansqh‘e” vogels komen in vorm
het m e tst'd e e\ ci &*" (Plui cïS) * ihibij, vaü zij.^Ö^Schter onderscheiden
■de’or hun gtomperen beku hun dangér^ifeciia'mn 'en- door den vorm hunner pooten,
van welke 4e teenen van lange nagels^oïzien zijn, en de nagel van den achterleen,
QfschoOn.'gè|roïnd) zelfs bijna^eveu lang is als.die teen zelf. Deze vogels zijn, behalve aan
hunge ‘kra'cKtige, kleuren, nogite herkenden aan hunne jhi^veelachtige vederen, welke
op de pncjerdêèlen, dens’bhvenkóp1 en' den nekkraag aan het einde als afgesrieden
zijn. Zij hebben'die fraaije Meuren, alleen in hun prachtkleed; in het winterkleed
bieden de mannetjes-^en wijfjes geen -veïsehil- van kleur aan.
De Eupledes oryèr. bêwoont het Zuiden en Zuid-Westen van Afrika. Het mannetje
is in zijn winterkleed rosachfig wit aan de onderdeelen, iets donkerder öp
deji krop, alsmede ' öp, de zijden,/Vélkè^min of meer donker gevlekt zijn; de
vleügelsf zien er'jevefizoo, uit> als in het prachtkleed, maar-'de schouderveêren
zijn graauw,f Jftjet * vlekken langs de Schachten; rug, nek en bovenkop zijp licht
geelachtig bruin of zandkleurig, met donkere overlangsche vlekken; de bek is
hoornklèurig. Zij zijn Anoëijelijk van de wijfjes te onderscheiden, vooral wanneer