Westkust bewonen deze Vogeltjes—(Ie ^grasvlakteV^aS^oege bergstreken. In het
geboomte vindt'men 'ze weinig. '■tidmn
in de laagte, Vooral iftm'pèrassten op -Steeds “vliegen /ij irt ü oéptmlïn zelfs'«if-
eenigcn zij zich inëtvand^e-yogels^tot zwermen, die',
onder het opvliegen- zêöveef geraas, maken,dat mcrf aarf 1M irolïén' \:m den donder
dénkt. /
^ De mannetjes m'hun prachtldSed' zijn van de &<,HÏ,rIfc%i 'd’oi'igl
hun rooden dsnjT Na den In.»« itijd d i.iront« gen i ' - ^ ^ f n uit. ihjk^^pEdMu^j^en
,de seksen J op ;,te merken.]' |«ni_« n <li ............ .. <l< kl< ui n <1 i .irnl/iu I
herkent jnerpspoedig' aan hun gjfhtfm'’ gékk inden ffifcq«m f l a d i t i , n i n
hunne vleeschkleurig© pooten en donker- hlaauwzwarte iris.- Hun'vederkleed i |
echter^in het eerste* jaar nimmer zao donker gèitreept, al^dal der oude voorwerpen.
Gewoonlijk begint Jiet mannetje in Augustus .te r verkleuren /'evenwel is 'de
tijd, waarop men volmaakt gekleurde voorwerpen aantreft, >zper‘ onbepaald; -althans
ik trof, het/geheelaJaar door,-zoowel,, gedeefiehjb:g$v gehol roodkoppige aan.
dè meesteh: échter-van fulij Lof Nove^nbei /Dè .wi.mdi Ving \an Int eenvoudige tot
het prachtkleéd geschiedt door langzame' verkleuring dep'fsde^ij'; de roede lm[&
ivéêreh verdwijnën na den< broéitijd*®r>ruijmg.. B i j ^ i - volh-K m hijnj/mtusSeheai
eonp uitzondering op/den- regel te-bë§taan,-'dsze ftiftueljk,- dat er -voorwerpen ïglijj-J;
vonden wordën, dié na de ruijing huftnfe prachtkleur 'behouden,- dus ijïèuwe veêrera
van dezelfde kleur teugkrijgen. Ik moet dit -althans omderstes-lfentdvcrmil'- ik wel’
.eehs\fmjendeWpgëls van clézè soort geschoten heb; die nieuwe; vederen (Si&ppets)
van eene rö&de kleur bezaten.
De hroeitijd diiusrt vanu Mij to t September; evenwel worden*mek- neg’ in Ncr*-
vember nesten m'et'Sjeremgèvenden. In die streken, waar f e e vogel voorkomt, begint,
men na den regentijd (Öetpher,' November) met den aanleg van plantages, waarbij
dikwijk groote grasvelden, worden opgeruimd. Bij zulke gelegenheden vonden ( t e
arbeidende negers menigmaal nesten, (be groet e® van droeg; gras gemaakt waren,
en waarvan de opening zich op zijde- bevond. Bergelijke*' nesten», maar van eene
andere zameiföteHkig./^BÉefijk ^mët de opomng van onfeen,/werden mij soms
ook ter hand gesteld, en ik geloof dat Heide van é&ner en dezelfde soort,, en wel
van den Moodkop-Wexèr warén.. De boiÊWsfcoflfenzelve, alsmede de wijae, waarop
die 'bouwstoffen zaamgeweven waren, toonden duidelijk genoegen, dat zo vaneendergelxjken
vogel moesten zijn; en aangewen ik in die vlakten geene andere vinkachtige
vogelsoort'damdcm Roodkop waarnam, meen ik dat die nesten hun aanzijn aan bek en
poo&en vaiKlff. hadden; zij wéren eenigzins bolvormig, buitengémemi’A
eèi'Éat’lrtig en? .door middel van de vrij harde grasstengêls en drooge,
hapde*ipla^ehdrudëS7/'~degelfik. in elkaêr geweven; van binnen waren zij met
-der&^ening was rond en eenigzins
\ oormtd/kond,* «ven alsof/dèItaatérialem rondom feil ingang er later en afzonderlijk
w si im'f'aantyliijêg^ * J )f nesten,v-die aas stengels hingen en den ingang onderaan
hadden, warett/mee^pèer^lhiiig^.’naar beneden zeer breed en eenigzins zaamgedrukt.
"« & ffWiibik i ^ r o ^iedf-t ne.-[ rfijWeb:. beè^its eenöza^nk ereen met eije-
jSfc, < welke -bijna * u h g g fe p è i^ ^ ë h ; ten minste/ er waren reeds levende jongen
in p r e ^ i i jcf (hfo; ai ( - h S ^ g ^ ^ ^ p ^ g ru r pto naastenbij dezelfde tint als die van
düctó het bebroeid
^ algemeen
'ï'il'ióli'j v^Bzj.in’.^y
graszaad,
de .-'i fi'rö l i l r p a l m b l ö é i p e i r ; worden doOr
insopten, hoewel ik nimmii'ÏA*
c i‘uig spoor daarvan in liimqermaagSml^'In mn^eklou is fiére yêgéleve&
r 'li ,d, li|l 1 S[ Vii| i _< I h l o i ^ j " j 'Hu lui liTOt-alleen1; .maar- altijd in
/ij zich dan gedurende
en, tegen den
^ t h j j^^hlr»i.iAsti«ii{{td-> naiiT Dikwijls houdt zi(di
t ( nf“gt1:fcri'‘ih(‘ndt m '■‘i'n;gfa|n\rld óp, zM'dm^l|l%h*h-er één ian gewaar
iwoidt, (Jddi /ij «zieliylfïl^^^ ^ | g p \ u a r j A e m Komt men ïïèi tefiigt nabij, dan
-viuiït d( /w. i Ti.i. nn %i sti L]kt |eeh /weinigyverder weder neêr, om,
^'zpodpa- z i ® e kam ^fhS.oh,égien, naar- dM^pè)Waut ^tiirug^té -kêeren.
, _ ^Zij /.ijnptiuw vangfen,,^efejmoeijplijk té schieten, daar men
Verniet % Ö ^% sc h p t,4 a n krijger^fWel vangt men ze dikwijls met kleine netjes,
'Snaar daarin raken* zij toch niet ^ Ybj)oe(üg^jgeyangenï-als de meeste andere vogels,
die mji‘dézilldc*otieken wonen.
, - z ii^ e ^feogd, .als mén: hün .|m t yersch, daarna
gedroogd zaad,>sah'fierst,' bjnnchJ ón -yntzaad,- geeft.
Het zijn. in de gevangenschap regt aardig^w%els';q:ven als de Roodbek-Wever