BE HO OEN LEEUWERIK.
AL AUDA ARTE-RSIS;
jh?!!»»; Hoornleeutylrilt Wéfdwroeger, en wordt oök thans nog, door velen beschouwd
éls tot de eigenlijke tehtïwëfikken5,' behodreade. Evenwel bestaat er tussphen de
^iatstgenoemden|0'föïs4ë) en de Hoofnleëil^erikken’■ {Ötmris), een aanmerkelijk
fèrsbhïl in ’vorm van' pooten, \a h Lbèk^n^hetgeeii minder is opgemerkt— ook
.der Hoornleeuwe-
•ökkm zijn/ in verhouding. tót ■ het;, ligchaam, korter dan die der overige leeuwen
rMchtige,..vogel»;-', daarenboven is bijeen steeds‘!de_voetwortel zoowel van aeh-
iteren (ais van voren van schilden voorzien^,- hétgeen bij de laatstgenoemden niet
van alle; soorten het 'géval Hun hel/ is'^nrtpp,.' ten de bovenkaak aan de
fbóvenvlakte meer' gekromd. Terwijl namelijk bij schier alle tot de Leeuwerikken-
%jntëe/j bJUlIlendé geslachten , en 'ondergeslachten de snavels min pf meer naar
dien der Zangers (%?wrt).'.:'EijstefS,' Gorzen of Yinken, Boomkruipers enz., gelijken,
wijkt bij Se HoornLeewwerikken de* snavel^geh^Bl daarvan Mi en'dit is dan ook de
voornaams,te reden waarom de latere ornithologen hen als een afzonderlijk geslacht
beschouwen. En wa-i nu eindelijk, hunne vederen betreft, deze zijn rond, niet, zoo
fèl‘& die der eigenlijke Leeuwerikken. 'gedeeltelijk puntig. ,.
, .Den naaam „Hoomleeuwerik” hébben-déze vogels te danken aan eenige verlengde
veêren, welk© zij aa® we^rs^ideB; van den kop hebben en naar verkiezing kunnen
oprigten.
In Europa leeft sleehts; ééne soort-, welke: ook in Noord-Amerika schijnt ge-
* vonden te worden; althans ’dej aldaar ïeve&te Alaudar comutct of Otocons comutus
wijkt van den onzen niet aanmerkelijk af; en aan ge zien es van de Noord-Europe-
' sche vogels veten in Noord-Amerika gevonden werden, is bet zee® waarschijnlijk,
dat A. comnta en A. alpestris een. en dte zelfde vogelsoort is.