grootste binden. De vruchten van Doekoe en die van de Pamatton en Balaran zijn iets langer, dan de
anderen; de zaden zijn in de eersten soms regelmatig ovaal, cn in de laatsten seheef spadelvemiig. —
De in julij opgeinerkte hoomen waren bijna bladerloos — Velgens zeggen der Inländers laten zij in mei
de bladen vallen — doch door tallooze bloenjen bedelt; helgeen bcn op bloeijende perzikenboomen
deed gelijken. Aan de in bet laatst van angustus, längs de liaritto, geziene boomen, vonden wij alleen
opengesprongene vrucblen, en de, in oetober en novembcr, in de bergacbtige oorden van Borneo
ivaargenomene boomen, waren allen van nog geslotene vruehten voorzien. Zij waren dus bij de oerste,
längs de rivier groeijende, een drietal maanden ten aebtere, vemoedelijk door de drooge en minder
gunstige groeiplaats.
Deze boomen worden op Sumatra Karon genoemd. Vonnoedelijk is deze naam van sanskritseben
oorsprong en aan bet wortelwoord, mar, dood, verwanl; of is bij ecne zamenstelling van im, dood,
cn roeh, grocijen, bewegen. Hct laatste komt mij bet aannemelijkste voor en doet ons de Inländers
als trouwe waarnemers der natunr kennen, die in de woordcn een afbeeldsel der voorstellingen geven.
De boom, welken zij als dood en bewegend voorstellen, beboort tot de weinige, die alle bladeren
verliezen, daarna met tallooze bloemen bedekt worden en later eenen nieuwen bladtooi verkrijgen.
B I j n i l A C E » TOT nii GESIACHTE»
S A L A C I A EN HIPPOCKATEA,
1'. W. K O R T H ALS.
De geslachten Salacia en Hippocralea zijD, door houding en groem'ijze, zeer gelijkvormig.
Ilunne bloeiwijze, Loewel in het wezen overeenstemmende, Jean cchter als toevallig ken merk ter
ondersclicidiog der bloeijende voorwerpen dienen: Salacia heeft de bloemen meestal op körte, zaamgedrongene
bloemstelen vcreenigd; llippocratea in pluimen. Een bcter kenmerk, dat reeds als van
groote waarde door de Heeren Wiglit en ArnoU is opgegeven, ter ondersebeiding der bloeijende voorwerpen,
leyeren de eitjes. Deze zijn bij Salacia boven elkander gezeten, meestal paarsgcwijzc in ieder
liokje, en bij Dippocralea op den bodem van iedcr liokje naast elkander vastgehecht.
S A L A C I A . L., WIGHT EN ARHOTT.
Dil geslaclil is, volgens de opgnve van de Heeren Wight en Arnott, alleen iu Afrika cn Azic gcvonden.
De Salacia oblonga Wall, zai, vcrmoedelijk wel als een eigen geslacht, van lietzelve inocten worden
afgezondcrd.
}