HOL aanwczen van ccn gelijkvonnig gcwas op Ceylon, wcvd ccnige jaron later door Paulus Ilcrinann,
die langcu lijd (vau 1669) op dit eiland Genecsheer was, bckeud gcmaakt, toen deze, door bet vreemdc
van den vorm getroffen, eeuige der vcrzamelde voorwei-pcn aan Cominelyn, tc Amsterdam, toczond.
Door dezen beoefenaar der kruidkimde werd de van Ceylon ontvangen scliat aan den beroemden
,1. Breyne, bij gelegenheid, dal deze Holland bezocht, getoond eu medegedeeld, om de eigendom der
wclenschap le worden. Hol vond dan ook in den door Breyne uitgegcven Prodromus ecne plaals,
en werd vermeid onder bijvoeging, dat bei zeer gclijk «'as aau de Madagaseaarsche Amramatico (*).
Do bladcn erden vervolgens door Amman ondcr den naam van Bandoera afgebceld (f), en de
gehccle plant, in 1682, door II. N. Grimm, volgcns door hem, niet ver van Colombo op Ceylon gevondene
voorwcrpen, ondcr den naam van Planta niirabilis destillaloria besclireven ($).
Hel aanwczen van cenen gelijksoorLigen vorm in den Archipel, wcvd ons door Rumphius bekend, en
zijnc albeelding cn bcschrijving komcn, onder den naam van Canlbarifcra, in bet door hem reeds in
1702 voUooide werk voor (,).
Deze drie vermelde, door hunnc uitwendigc gedaante zoo zeer overeenstcmmende gewassen, waren
dus ontdekl, toen Linnaeus als bersehepper der ^'etensebappelijke nomenclatuur optrad. Evenwel schijnt
hem de Ceylonsehe plant alleen door vooi-wcrpen cn de andere sleebts door bescbrijvingen en afbeeldingen
bekend le zijn geweest, en bare in bet oog vallende overcenkomst met de afbeeldingen der ¡Vladagaseaarscbe
en Molukscbe planten aanletding te bebben gegevcn, om alien onder den soortsnaam destillaloria
met den geslaehtsnaam ¡Xepentbes te vcrecnigen. De eerste naam was zeer good gekozen om de cigenschap
dej- plant nil te drukken; de Iwecde was meer dicbtedijk, en berinnerde aan een gewas, dat in
de oudlieid den roem bad van uilstekende smartverdrijvende cigensebappen le bezitten (4-).
Deze bekcrdragendc gewassen komen nu ondcr den geslaehtsnaam Nepenthes bij de volgendc scbrijvers
voor. Door Poire t (**) werd bet eerst bet soortelijk verscbil der onder den Linnea ansehen naam vereenigde
gewassen aan bet licbt gebragt, en cene wetenscbappelijke besehrijving van de door Commersou aan
de Fransebe verzamclingen bezorgde Madagaseaarsebc plant, onder den naam van Nepenthes Madagascariensis
geleverd, en levens ecne naamsverandering van de planten der ooslelijkcr streken voorgesleld.
Deze laatste werden nu als jVcpenthes Indica vermeid cn bleven verecnigd, tot dat WUldcnow
aan do Ceylonsehe plant als de oorspronkclijke, door Linnaeus bedoelde soort, den naam van Nepenthes
destillaloria gaf, en aan die van den Arebipel en de door Lourciio van Cochincbina besehrevene plant,
dien van Nepenthes pbyllamphora tockende ( f f ) .
n , Ann. 1. Oiworv. 23,
(*) J.Breyjic, Prodromus, I. p. 18.
( f ) Ephemericiium Academiac Naturae cui
(§) ]lclyelfilc Averk, ObseiTal.io 146.
Riimphius, Jlcrbarium Amboinciise, T. 5. Tab. 59.
(4-) lTomciii.s Ody.ssen IV. 221. Pliiuus, Historia iialiivulis, Lib. XXI. 21. Lib. XXV.2.
(**) Encyclopedic Botanique, Nepenthes,
( f t ) Willdcnow, Specics Pliinl.aruni, T.4. p.874.
Later werdcn er aan dit di'ietal soorlcn door bet ondcrzock van den Uooglceraar Ueinwardt (van
1816—1822) nog twee toegevocgd, van welke de eene op bet eilaud Java cn do anderc soort op Celebes
woixlt aangetrofTen. Beiden zijn het eerst door den Ilecr Nees von Esenbeek ondei' de baar door den
Ileer Reinwardt gegevene namen besehrevcn (*). Bijna gelijktijdig had de ontdekking der fraatjc
Nepenthes ampullaria cn N. RalTlesiana (vermoedelijk de N. maxima Rwdt.), op de cilandcn Singapoera,
Binlang enzv., door W. Jack, plaats (f). De Heer Brongniart, cene uitvoerlge besehrijving van de in
de Parijsche verzamelingen vooi-handene Nepenthes deslillatoria en N. Madagascariensis leveronde, maakte
bij die gelegenheid melding eener soort onder den naam van N. eristata, die, boewel door Nees von
Esenbeek met de Javaansche N. gymiiamphora als identiesch bescbouwd, vermoedelijk op woi'telbladen
van ondersebeidene soorten berust. Deze reeds bekende zes .soorten werden door onze latere reizen op
Sumatra cn Borneo, met nog een drietal onvermeldc soorlen vermeerderd.
jjlijkens deze korte gesebicdenis behooren de soorlen van Nepenthes in de, dooi- don grootcn oceaan
bespoclde, tussehen de keerkringen gelegene oorden tc buis. Zij vertcgcnwooi-digcn hicr, door hare
vormen, de Noord-Amerikaansebc Sarraceniae cn den aan Nieuw-llollnnd cigcnen Cephalolus. Do
wcstelijkst gevondeno soort is de Nepenthes Madagascariensis, welke op bet ciland Madagascar, in de
oorspronkclijke bosseben der lagore streken voorkomt, alwaar, volgons ]iojei' cn Ililzenbci'g, de Tanghina
veneniflua, do beruehtc giftboom van dit eiland niet zeldzaam is. Op Ceylon groeit <le Nepenthes
destillaloria vooral in de vochtige opene plaatsen, waar enkele struikhossen in de grasvlakten vcrspreid
zijn, tusscben deze struiken als een verscbeideno vocten lang klimgewas, of zij treedt minder
wclig van tusscben het gras te voorschijn. Oostelijker op de eilanden van den Arebipel tot aan Nieuw-
Guinea's zuid-westkust, in de PhiUppijnen cn op bet vasteland in Cochincbina merkt men mecrdcrc
soorlcn op. De Nepenthes ampullaria, N. Ralflesiana, N. pbyllamphora wassen in de moerassigc bosseben
van Sumatra's M cslkust, en de N. Bongso, cene nieuwe soort, op de met uitgebrande steenblokken
bodekte bergruggen van den aldaar gelegen' Merapi. De bcide eerste soorten zijn daaronboven op de
kleinc cUanden, tegen over Malakka's znidpunt le buis, cn de N. pbyllamphora heeft Sumatra's oostkust{$),
Banca, Cochincbina, de Molukkcn, Tidore en Nicuw-Guinea tot grociplaatsen. Het laatstgenoemd
gewas werd door ons \i'aargcnomcn in dc moerassige bosschen van bet bezocbt gedcellc van
Borneo's zuid-ooslkusl. Dc Nepenthes gracilis vcrsierdo in deze landstreek daarenlcgen dc drooge zanden
stcengronden, en een heorlijk ontwikkelde vorm van N. Boschiana, dc bosschcn van bet boogerc gcbergte.
De Nepenthes gjTunamphora is tot dusvorre alleen bekend als bewoner dei- oorspronkclijke Jjossrhcn
van Java's gcbergte.
noewcl dc verschillcndc standplaalsen, waar deze planten groeijeu, op de ontwikkcling dcrzctve
cenen aanmerkelijkcn invloed uitoefenen, biedcn echter dc bekende .soorten ecne zeer overeenstcmmende
groeiwijze aan.
(•) Noes von EscnJjeck in Annales des Sciences naturelles, Tom. 3.
( t ) Do eersle vermcldins- dczci' soorten viuciL men in conea brief van W. Jack aan zi jnen Vadei-, dato 20 JuniJ 1819.
(5) Doze opgave berust. <.p l.el duor Runiphius medcRcdeeldc, en op de inij door bcwoncre van Corinlliie, die do rivic;
iiaar Palonibiui? wuin a^czakl., ftcpevenc inlichtinpcn.