Heine hol,e„, „el l e de „ j l e „ to, e „ he. ^.addoosje habbe,,, he.welk zeer eison.a.dig is. /.ii beef, eeni.e
„ e.,, . e , Q. docb de» bee. be. beneden be. icuipje s . a l d e ,eb„.b,aa|e p^
bair la„ee.,o™,s, <Ic kuipjes onges.eeld e„ half t o g e t a d ; daarelveu bezi. de O
pu.,.i, seb„.b,aad,o, bc. luipje o.geke.-d C lvor , . ; .
IV. QlffillCUS ANCEPS. Km.
ARBOK; HAJII subtereles. suIcaLi o-laKi-;- „ ,
b,pviinn„ >, .S^'Oiae. foi-'i al.ema, ,n spira qu,nata, diirusa, ovaba vel obovata
b ev„„r e. „b.„se saepe e .arg,„a. i „ ac„„,i„a.a, bas, a„g„s.a.a, s„brepa„da, „.angine «eurva
S l a ^ . „e„,s p„„a. i s d^nsis apice i„„e,is, .e„i s seeundaHi, Je. ienla. i s , e„aeea U
, UBDIIOUS oBtusis, IN.us slabrum, extus piibescens. Siimn. S ]•)
pun ,f ; T e. o n , a t . e o n i . i , basi pubescente.;
ca 1 7 '' " PuWmibu.. oj u s d e . fruct^s subin^.e-sa, he, isnl.aer.
ca. penson,o brcvilor s.p.tato o^ammillata, basi excavata, glabra.
Crescii in Paeloe-kmpei, in monte. Pamatton: HORIXEO.
Quercus anceps koml ondcr iwee vormcn voor: de ce», liiei-bovcn Ijcsclirevcn, groeit in l»oeloe-lauii)ei;
de ander, aan den berg Pamatton verzameld, verschilt van den ecrstgenoemde door de meer langwerpige
en meer toegespltstc bladen. Aan ccnige taklcen der, op de laalste plaats verzameide gewassen,
waren de kaljes pluimvormig. Zij hadden de benedenste bloemhoopjcs als kleine ka^es van den hoofciblocmslcel
verwijderd, en de bovenste aan denzelven vaslgegroeid.
V. QUERCUS RACEMOSA. W. JACK.
Q. ramulis glabris, TDIÜS lanccoialo-elliplicis utrinque glabris, slipdis semi-lanceolalis, iloribus femineisiii glomerulas
confci'tis, squamulis ciipulae junioris semi-Iaiiceolatis acutis, squamis capolae adullioris dilalato-lriangularibas acutis,
glandibus disciformibus basi excavatis.
ARBOR; RAMI, HAMULI, FOLIA, INFLORESCE?ÌTIA, FLORES MASCTJLI et FLOBES FEMINEI baud a Quercu
aneipitc diversi. OVARIUM cupulA occultum, depresso-spbaeroideum, — adultius disciforme vertice
basique excavatum, glabrum, triloculare; OVULA in singulo loculo geminata, apici loculi in axi inserta,
ventri paulo supra basin affisa, subcollateralia, elongato-ovoìdca, vertice recta. STYU et STIGÌIATA vix
ab Q. ancipite diversi. COPULA urceolato-pelviforuiis, extus basi subplana squamulis pateutibus dilatatotriangularibus
mucronulatis pubcscentibus carnosis, intus basi paulo elevata, planiuscula sericea. GLASS
cupula scmitecla, disciformis, vertice excavata mammillata, bast excavata, cavitate subplana margine
cincia, glabra, nitida, pericarpio crustaeco, sarcoearpio fibroso, endocarpio coriaceo glabriusculo, trilocularis,
dissepimenlis completis triangularibus lignosis. SEMIHA plurima abortiva, unica matura, versus
apicem loculi inserta, medio ventris affisa, ovoidea, glabra; TESTA coriacea, fusca; TEGMEI» membranaceum.
Crescit juicta Oedjong-mammon: SUMATRA.
In de läge streken van de westkust van Sumatra is Quercus racemosa door ons verzameld. Deze
boom groeide aldaar, te Doekoe, in eenen alluvialen bodem, en te Oedjong-mammon aan de oevers der
zee. De boomen, welke het rotsige zccstrand, achter de naakte en losse rotsklompen, versierden, waren
tussclien de acht en lien N. eilen hoog. Zij vertoonden zieh in julij niet zeer bladrijk, doch droegcn toen
rijpe vruclUcn en enkele bloeijende takken. Daardoor was de overgang van den stam in de takken,
uilhoofde der splitsing of vcrdeeling van denzelven, als 00k de stijve, hoekige buiging der takken zigtbaar.
Qucrcus racemosa hceft eenige overeenkomst met Q. anceps van Borneo en Q. plaeentaria van Java.
Van de eerste is zij door de akers, die recds zeer jong eenen scbijfvorm hebben, te onderseheiden.
Van Q. plaeentaria verschilt zij door hei kuipje en de akers. Het eerste heeft bij Q. plaeentaria de bolle
half kogclvormig; de laatsten zijn bij deze soort half kogelrond, het benedenste einde afgcrond.