rocslklcurig' op en geelbruin tusschen de nerven. Daarbij komen de längere bladstelen en ook de
laugerc^gcwoonlijkslechtsééne bloem dragende bloemslelen, als ondcrsclieidingsteekenen. — Wi j liebben
liaai' alleen tegen de helling van den Sakoembang, op ongeveer 600 N. eilen hoogte, in de digte bosschen
aangetroflen, lerwiji de M. allinis aldaar hooger, op meer opene plaatsen, of lager, längs den rand van
bei bosch grocide. In eene, met deze standplaals overeenkomende gelegenheid venden wij de 31. allinis
aan den berg Pamatton, met een zuiverder bruingekleurd dons op de ondervlakte der bladen. De jonge
bladcn van beide soorten bezitten op hunue bovenvlakte een grijs dons, lietweik spoedig verdwijnl.
I I I . 3IARTOIIA PACEYGYNA. K«s.
M. füliis ovali-ovatis bi'eviter acuioinalis basi cordatis quinquenervi is subtus fcrrugineo-tomcnlosis, pcdunculis axillaribus,
calyce slellulato, limbi lobis iaciiiialis fusco-tomentosis, aiitherarum fertilium couuectivo b
CAUTIS scandens. Ugno poroso, cortice crasso rimoso suberosoj RAMI subteretes, glabrescentes; niinuLi
erecto-patentes, alterni ultimi oppositi, subteretes, in nodos inerassati ibidemquc compressi, fusco-tomentosi.
FOLIA patentia vel diffusa, decussata, ovali-ovata, quaedam ovaiia, breviter acuminata, basi cordata
vel subcordata, supra glabra, subtus ferrugineo-tomentosa nervis fuscis, crasse coriacea, quinquenervia
cum duobus oervis minoribus margini approximatis, 0,13 longa, 0,08 lata; PETIOLI subteretes, fuscotomentosi,
0,01 longi. FLORES axillares, saepe terni, in alabastro ovoídei; PEDÜHCELJ in pulvinis
articulali, teretes, basi inerassati, apice latiores, saepe triflori vel subdiehotoini; BRACTEAE oblongae,
obtusae, parvae, deciduae. CALTX in alabastro aestivatione subvalvata; TUBUS tubuloso-campanulatus,
extus setis stellalis ferrugineis et tomento vestitus, intus cinereo-tomentosus; LIMBUS 4 -par t i tus , laciniis
triangularibus obtusiusculis Jaciniatis fusco-tomentosis. COROLLA in alabastro semi-ovoideo convolutoaestivata;
PÉTALA 4 , obovalia, obtusa, intus glabra, extus leprosa, membranacea. STAMIHA 8 , in alabastro
inllexa, dissimilia; FILAMENTA linearla, glabra; AIÍTIIERAE steriles teretes, subrectae, connectivo
basi in lamellas duas laciniatas producto; AHTIIERAE fertiles teretes, basin versus crassiores, sigmoideae,
apice porosae, connectivo basi bisetoso. OVARIÜM duabus tertiis partibus calycis tubo adhaerens, disco
carnoso setigero eoronatum, quadriloculare; OVÜLA numerosa, anatropa, placentas carnosas tegentia;
STTLIIS teres, m medio crassior, glaber; STIGMA punctatum. FRFCTÜS calyce velatus, subsiccus, quadrilocularis,
dissepimentis membranaccis. PLACENTAE laminae subcarnosae ope axi alBxae, subcarnosae,
oblongac, in transversali scctionc cordatae. SEMIWA immatur a obconica; HILEM exostomio approximatum;
cnALAZA basilaris, bilo opposita.
Crcscit ad ripas Tewc: IÍORITEO.
lixplicalio Tab. Figura specici. 1. Alabastium. 2. FIw, petalis ablatis. 3, Petalum. 4. Calyci« long! int! i nal is
Sectio, -ut ovarium appareat. 5. Ovarium longitudinalis dissectura. 6. Caiyx dimidiatas. ovario ndaltiorc
denudato. 7. Ovarii scctio longitudinalis. 9, 10, 11. Semina ioimatura. 12. Vcstimcnli particula.
I V . M A R UMA VULCANICA. KIIS.
M. Müs oblongo-OTatis aculis bnsi corflalis sublus [uli eL i amulis] nisco-Loraeiitosis, pcdimculis axiliai'ibiis In-quinquefloris,
calycis fusco-tomcnlosi et stcllato-selosi laciniis semi-ovaLis laciniatis, anlliciamm rerlilium connectivoqiiaitrisefoso.
Crcscit in inante Mcrapi: SUMATRA.
Aan de ooorddijkc helling, op 2000 N. eilen hoogte, slingerde de M. vulcanica, in gezelscllap ceneisoort
van Passiflora, längs de lalrijke soorten van Laurineae. Dare afgekapte steng was voor de liier
werkende houtliakkcrs eene »vezentlijke bron van drinkwater, en vergoedde liet gemis van nabijliggendo
beken. Door de keninerken is deze, in een waar tropenklimaat, aan de oevers van de Téwó groeijeode
soort, verwant aan M. paeliygyna; doch zij overtrcft M. vulcanica verro door hare gestalte. Alle
deolon zijn in de plant van de Borncosche rivier meer uitgegroeld, met uitzondering der, den kelk
bekicedende sterren. _
V. MARUMIA JACKU. Kns.
M. ramis petiolis foliisquc snbfus fusco-tomentosis, foliis ovato-oblongis acuminatis b-isi cordatis, peduncnlis axillaribns
tn-quinqnc-floris, calycis tomentosi et stellulati limbi laciniis scmi-ovatis obtasis inlegris
Crcscit in sylvis Melintang: SUMATRA.
Door gestalte en bekleeding is M. .laekü gelijkvormig aan M. allinis, maar door de kenmerken Staat
zij der beide voorgaande soorten nader. Hare groeiplaaU, op 300 eilen hoogte, tegen het gebergte
Melintang, beoosten Padang, schijnt bijzonder gunstig voor hare ontwikkeling, bereikende de steng
somwijlen 2 0 en meerdere eilen lengte.
VI. ÄIARÜHnA STELLÜLATA. Kns.
itis basi cordaüs sublus sparsira stellulatis ; pedanculis axillaribus t M. foliis ovato-oblcmgis i ri-quinque-floris,
calycis tomentosi et sleUalo-selosi limbi laciniis semi-ovatis obtusis intcgris.
Crescit ad ßumen Indrapoera : SIÌJIATRA.
Van al de opgenoemde soorten wijkt deze door de witte bloemkroonen af. Zij beeft echter de groeiwijze
en al de wezentlijke kenmerken met dezetve gemeen. In bare, weinig boven de zee verbevene
standplaats, versierde zij, door talrijkheid en pracht van bloemen, de oevers der rivier van Indrapoera
e n de naakte boomstaramen, welke haar ten steun verstrekten.
D A L E N I A . Kits.
CvLYCis tubus suburceolatus; limbus circumscissus, calyptratim deciduus. PÉTALA 4 , obtusiuscula,
aestivatione convoluta. STAÌIIHA 8 , aestivatione inflexa; ANTIIERAE poro dehiscentes, connectivo introrsum
cxtrorsumque appendiculato. OVAHIIIM membr ana rum ope calycis tubo adhaerens, apice n u d um, 4-locul
a r e ; OVULA anatropa, numerosa; STYLOS teres; STIGMA punctiforme. FRECTKS calyce velatus, baccatus,
4-locularis. SEIUBA numerosa, angulata; HILDM micropylae approximatum; CUALAZA laterali-basilaris.
FRIÍTEX scandens. FOLIA opposita, ovato-rotundata, cordata, glabra. FLORES paniculati.