de o «w,H„ l , „ g „„dersa.™ de i,ui.c„,,le v™d. ldeelo„ geringe ve-andcring. De » .ddragcr a worden
oe„ we, , , ^ ,leez,ger en de .adc„ W De laaMe .eh,j„en in de, aan de plan, blijvende ,r„eh,en
.0 l,en.cn Daa.biJ «pHng> h e . b,J den nave, gelegen dec. als ccn debel open, he.welt naar den
mond gekeerd, blljft vastgehecbl.
I n de bosseben van den Singa,ang groei. dcze s , „ „ op de voch.ige vlak.en. Zij aldaar noel,
door haar aan.,en, noeb d « r bare naenig.e, bij.ondcr de aandaeh., ZiJ is ij,, verraad. cenen „veronde,
de, anders voor baar ,n d,t „p.ig, ^ g„„s,ige on,s.and,gbcden, was „,isschien allecn plaatseliik
e r r c T r ' , van den .apir behoo«, „ i ^ Í Í
derbcid de jongo planten daartoc slrekken znllen.
He. geslacb. 0 .han.hcra, „aar.„e d e » plan., ni.h„ofdc van haar aanzien, behoor., n,„e. eene wij.i-
D I S S O C I I A E T A . BLBM,.
I. DISSOCHAETA FAILAX. BL.
Deze » o r . kan lo. de aa„.ienlijks.e slingerplan.en der bosscben van Mclin. ,ng cn van dio welke de
beoft .alnjke bloemcn, d,e ,n plnin,cn, n,e. rozenroode b I«,„kr„oncn, vereenigd zijn. De bi^nder e
w,jze van vas.hecb,ing der hctaknopjes, ongevecr in be. n, idden, is aan d e e s i eigen.
Bloeijend en vrneb.dragend .e gdi jk, „ c r d zij in de n^aandenjnl i j en angus.„s verzan,eld. De bloen:-
b ned 1 , „n d e , drongo v™ob.e„ naar
boncden gekiomd waren, lager stonden.
11. DISSOCDAETA MTEMIEDIA. BI.
Door ho. aanzien en de groeiwijze aan de vorige vorwan., kan de Dissochaca in.ern=edia alleen door
„ple..en „nderzoek dcr bloena worden ondcrseheiden. Nie. aliccn de aanbech.ing der hetaknopjes
aan den voe., „ a a r ook bovcndicn de zeisvor^ige bog. derzclve, b alsdan he. . idde l t r onderkennb«.
Ecnige bloen,cn der voorwerpen van Java bobben ecn zicktevcrsehijnscl, daarin bes.aa„de, da. de
s.,jl bolvornng u,.groeit en van binnen hol is.
e h a l ^ r r a l f ' " ' ' ™ "" "P " d™ de Disso-
I I I . DISSOCIIAETA GRACILIS. BI.
Dezc Soor., door den onttlekkcr te reg. de slanke genaamd, verzamelden wij längs de boorden van de
Tewe-rivicr op Borneo, längs die der Indrapocra-rivier op Sumatra, en in de lagere s.reken van Java.
Op al dcze groeiplaalscn was zij vrij menigvuldig längs de zoo,nen der bosseben, waar zij rondso.n de
kleinere sta.nmen heenkronkelde. De lalrijke wi . te, in pluimcn vc-cenigde bloemen en de njgWandige,
blaauwe vrucb.jes versieren, beide te gelijk, de geelgroene plant cn doen znlks, naar den tijd der
inzamcling .e oordeelen, he. gehcele jaar door.
He. slanke aanzien, de geelgroene kleur, de witte bloemen doen de Dissoebaeta gracilis van de verwante
soor.en ondcrscbeiden, en de vorm der, naar den voet verdund uitloopendc cn rae. .wee dividen
voorzicne helmknoopjes geef. cen bepaald kenmerk van ondcrseheiding.
IV. DISSOCIIAETA BRACTEATA. K„s.
D. Mi s qoinqncneniis cordato-oralis «culis jiibtos ¡telluhtis, paniculis termiimlibus vcl ajillatibus, n.itlieris 8
alternis stcritibus basi alíkis, conncctivo bisotoso.
FmTEi sarmentosus; n iai obscure .e.ragoni, nodis inerassa.is annnlatis, glabresecntes; RÍBIU ereetopalen.
es, obscure .e.ragoni, pube s.ellula.a badia ves.i.i. FOLIÍ decussato, corda.o-ova.a vcl ova.a basi
ob.usa, acu.a, supra glabra, sub.ns s.ellula.a rufa, orasse coriacea, quinquenervia, ncrvis sccundariis
parallelis dis.an.ibus, 0,08 longa, 0,04 lata, decidua; m . o u in ramis articolati, sub.ere.es, pubeseen.
es, 0,005 longi. FLORES peduncolati, in alabastro oblongoKib.usi, pube ferruginea dense tcci,
júniores brafleis dnabus obova.is obtnsis pubesccn.ibus membranaecis fugacibus involncra.i, panioulati;
PEDUFCULCS eOKsnrais obseui« .etragonus; PEDüncuLi secundarii diebotomi, compresse-tetragoni,
nodis dilatati. C i m intns glaber, es.ns dense ferrugineo-pubesecns; Irnos elongato.<,bcon!eusi ™BDs'
integerriinus, crectus in Horibus junioribus, pa.criformis in floribus adnl.ioribus. Coaoi.u in alabas.ro
semiovoidco ob.uso aestivatiooe convoluta, fauci caljcis inserta, .e.I-apetala; PBIÍLÍ ovata, aeu.iusoula
vcl ob.usa, saepc emargina.a, u.rimquc glabra, carnosa. STMIJA 8, fer.ilia 4 pc.alis opposita,
s.erilia 4 iisdcm alterna; FIUMSUTÍ fovcolis annuii faucis ealjcinao inserta, linearía, glabra; UTJIEHÍI
fértiles curvatae, poro dchiseen.es, conncc.ivo basi introrsum bisctoso; AmnBHiB stcriles lineares, rcctae,
basi introrsum bisetosae, roscae. OvAMnM dimidia parle oaljci adbaercns membranarum ope looellos
an.berarum forraantium, obtusum, hirsutum, quadriloeulare; OVILÍ numerosa, placentas'oblongas
carnosas laminae membranaceae ope axi affisas tegen. ia, ana.ropa; s ums .eres, par.e inferiore pilosus;
STIC«I capitellatum, in llore junior e ercc.um, demum I-ecurvurn. FMOTOS calj-eis exere.i limbo plañid
pa.erirormi velatus, ovoideus, apice truncatus, stjli rudimenw umbona.us, stellulissparsis ves.i.us, quadriloeularis.
SEI,I»A, numerosa, placcn.as carnosas oblongas basi la.iores .egen.ia, in-cgulariler .ctraedra,
basi angns.iora; TESTA coriacea, fovcola.a, marginibns daedaleis foveolas angent ibus; IBA»E» membranacenm.
n, i , ! s mieropjlae approsimatum; NIP,IB lineai-is in semine maculi nigra indicata; CIAIAZI
hilo subopposita lalcrali-basilaris. NÜCLBOS cxalbuminosus; HAMCIIA obtusa; coiTiBnoms inaequales,
oblongae, obtusae.
Ci-cscU juxta Boeiioe: SUMATRA.