Ii 0 P E A. ROXRHRGII, WIGHT F.« ARNOTT, EKZV.
De kcninei'ken door dezc Schrijvers en den Ilecr Endiiclicr opgegeven, behoeven siechts de bijvoeging
van cene beschrijving der kiem, om voor volledig gehouden le kunnen worden. Bij de Uopea odorata
heb ik de kiera kunnen onderzoeken. Zij vult liet geheele zaad. Ilaar worlel is in eene graeve van de
kleinste zaadlob gelegerd, bijna rolrond en aan bet eindc eenigzins puntig. Ilare zaadlobben zijn
omgebogen, vleezig, ongelijk van groolte, de binnenste de kleinste. De bescbrcvene en de alleen
mct naam vermelde soorlen bewonen liet vaste land van Iiidlö, vooral het lager gedcelte des stroomgebieds
van den Ganges, het schiereiland Dekan, de eilanden längs de kust van Malakka, of het
stroomgebied van de Baritto op Borneo.
I. UOPEA B.\LA¡VGERAi\. Kiis.
II. Ibliis ovato-üblongis breviter acuniüiatis siibtiis dense pubescculibiis i» axillis
panícula t is.
glauduIosLs, Jloribns
ABBOR excelsa; TRrscus reetus, teres; CORTEX rimosus, griseus vel griseo-fuscus; RAMI patentes,
teretes, glabriuseuli; RAMULI teretes, griseo-fusci, pubescentes; novelli compressiusculi, saepe solcati,
pubescentes. FOLU alterna, ovato-oblonga, breviter obtuse acuminata, bast obtusa, supra nitida,
subtus laetc viridia, dense pubescentia, coriacea, 7" lata, 16" lunga, nervis prunariis promiiientibus,
in axillis glandulosis, nervis secundariis parallelis, approximatis; PETIOU subteretes, pubescentes, supra
subsulcali, 2,5" longi. STIPVLAE oblongae, acutlusculae, intus glabrae, extus dense pubescentes.
GEMJIAE eompressae, ovatae, acutiusculae, dense pubescentes. IKFLOR ESCERTI A axillaris, pauiculata,
pilosa; PEDDHCULUS communis et PEDUÍÍCÜLI partiales compressiusculi. BRACTEAE subrotundae, acutae,
intus glabrae, extus pubescentes, membranaceae, llaveseentes, 4"' longae, 3"' latae, admodum deeiduae.
FLORES subsecundi, sessiles vel brevissime pedieellati. C\LTX pentasepalus; SEPAI,A inaequalia, biscrialia —
tria exteriora majora, dua interiora minora — ovata, acula, exlus dense tomentosa, intus glabra, coriacea
3"' longa, 1,5"' lata, excrescenlia, aestivatione imbricata. COROU,A hypogyna, pcntapetala, acstivationc
convoluta; PÉTALA basi cum annulo fìlamentorum in tubo urceolato coalita, oblonga, subfaleata, aculiuscula,
intus glabra, extus pubescentia, membranacea, alba, 8" longa, 2" lata. STAMIHA 15, biserialia;
series interior cum 10, minora petalis opposita; series exterior cum 5 , majoribus serici interioris opposita
et adnata; FILAMENTA basi dilatala, apici attenuata, connata; AIVTIIERAE ovatac, sessiles, connectivo in
subula setacea producto, loculis rimis dehiseentibus, loccllis acqualibus. POU.EN subglobosum. OVARIITM
hemisphaericum, attenuatum, pubescens, triloculare, loculis bi-ovulatis. OVUI.A oblongo-ovo'idea,
vertici angustiora, collateralia, paululum infra apieem loculi in augulo interno aiTìxa. STYLUS subieres,
glaber; STIGMA truncatura, denticulatuni.
Crescil nrl ripas fìuminin Pallai etc.: BORNEO.
'l'ab. 7. Fif?ura ilopeac Balangeruii. 1. Gemma lloris. 2. Fios apcrtus. a. Flos calyce abtalo. 4. Pars coroilac cxpaiisac
intus Visa. 5. Stariìina in doiso %'isa. 6. Slamina in facic visa. 7. Ovarium parliliiis lloris pro parle al)latis.
8. Ovarium vcrticalilcr scctuiu. 9. Ovariuni horizoiilaliler sectuiii. 10. Ovulum verticaliler secliim. 11. Symmetria
noris. 12 et 13. Bractcae, 14. Pare aucla folli. — Hopea odorata. 15 et 16. FrucLus, calyce excreto ciucUw.
17. Fructus uudus. 18 et 19. Fructus cum semiue vei'ticaliler sccliis. 20 et 21. Embryones.
llopea Balangeran is in gezelligbeid groeijende, door ons, längs de Pattai, een' der zijtakken van de
Barino, in gezelsehap van soorteu van Myrtus, van Garcinia, Carallia, Roxb. (Symmetria, Bl.) enzv.
waargenomen. Zij vertoonde zieh daar, als een aanzienlijk groote boom, met bijna loodregten slam, uitgebreide
kroon, openstaande takken, nederhangcnde jonge takken, een beider groen, van boven blinkend
loof en veelbloemige blocmpluimen. Deze laatsten bezaten in September eene talrijke menigte, zacht
rozen-roode bloempjes, die eenen aangenamen vanieijegeur versprcidden. Het hout dezer boomen, in de
binnenlanden en te Banjermassing, onder den naam Kajoe- (liout) Balangeran bekend, is naast het
zoogenoemde Kajoc-bessi (ijzerhoul), het beste timmerhout dezer oorden. Het heeft cene rood-bruine
kleur, een' fijnen draad cu niel zeer hard weefsel. De laatste hoedanigheden maken de bewerking van
hetzelve gemakkelijk, en eene geringe hoeveelbeid hars geeft het eene meerdere duurzaamheid, door
den wederstand, welken het alsdan tegen den invloed van lueht en vocht bieden kan, terwijl tevens
alle sehadelijke inscklen daardoor van hetzelve worden afgewcerd.
Van dezc boomen wordt de bruine bars, ISjating-Maliambong, verzamcld.
II. nOPEA SANGAL. kiis.
IT. foliis oliloiigo-ovalLs obtuse acuminatis i riaeci ai laterali bus glabris, in nervorum axillis glaudulosis, stipulis ovatis.
ARBOR speciosa, trunco erecto, cortice laetc fusco, rimoso, coroni patente subconicà; RAMI patentes;
R.UIRLI subteretes, glabri, fusci, novelli compressiusculi vel subtrigoni. FOLIA alterna, oblongo-ovata,
maequilateralia, obtuse acuminata, basi latere unico rotundata, altero angustata, utraque glabriuscula
vel sublus subpubescentia, 5" lata, 11" longa, nervo medio et nervis lateralibus prominentibus, in
ángulo 45^ in axillis inferioribus glandulosis; PETioLi subteretes, glabri, 15" longi. STIPLLAE minutae,
ovatae, admodum caducae.
Crescit pvope laco Kambat etc. ad ripas Bariüo: BORNEO.
In de lagere streken van de Baritto-rivier, gewoonlijk door de inlanders de Koempai en Doesson
genoemd, wordt deze soort, hier en daar groepsgewijze vereenigd, aangetroffen, en beboort zij, door
harc grootle en door haar helder groen loof, tot de schoonste boomen dezer moerassige oorden. Zij b