Melanthesa; bij de laatste vereenigingen groeijen rondom Dicalyx odoratissimus, de gcmelde gcwassen,
Melastoma polyanthum, Tetracera rìgida, niet zelden Uncaria, en de cene of andere soort van Uvaria. —
De jonge loten waren in de streken van Paauw door de Tapieren afgebeten.
De in de omstreken van Samawang groeijende planten liebben de bladen puntigj die van do benedenlandeu
meer toegespitst. Daarenboven bestaat er bij de verzamelde voonverpen eenig verschil in de
haarbekleeding der takken en der bladen, welke bij die van Doekoe niet aanmerkelijk, doch bij die van
andere plaatsen, aan de jongere takjes zeer aanzienlijk is.
De Eurya euprista is zeer verwant aan de Eurya serrata, door den Heer Blume io de Bijdragen,
bl. 124, besclirevenj zij kan door den meer platgedrukten vorm der vruelit en door de aanhechtíng der
zaden aan de, in de boeken van de hokjcs vastzittende placentae, onderscheiden worden. Op Amboina
groeit een vorm van Eui^ya, die raet E. euprista, even als met E. serrata zeer gclìjkvormig is: van beiden
verscbilí zij door den tolvorm, en van al degenen, die ik gezien heb, ook door de haarbekleeding der
vruchten: hetgeen den naam E. t r iehoearpa zeer eigenaardig raaakt.
I I . EURYA GLABRA. BI.
E. ramulis glaljris, foliis ellipticis serratis utrinqno glabrb, flori]>us confertis, sepalis orbicululLs, fcuctubus depi-essosphaeroideis.
Bluiiie, Bi jdragcn lot de Flora van Neerl. Indie, pag. 125.
ARBUSCDLA 2—6 metrorum; XRTWCI's brevis, cylindrieus; CORONA elongato-eonica, aperta; RAMI diffusi,
alterni, tereles, nigro-fusci, glabrij HAMULI subteretes aut compressi, glabri. GEIUMAE compressae,
glabrae. FOLIA elliptica, obtuse vel emarginato-acuminata, sursum serrata, utrinque glabra, coriacea,
0,08 longa, 0,025 lata; PETIOLI semiteretes, glabri, 0,007 longi. FLORES polygami, axillares vel
foliorum abortu alares, conferii. FLORES masculi. CALTX bibractcolatus, pentasepalus, persistens,
aestivatione imbricati; BRACTEOLAE inaequales, eoncavae, extus subcarinatae, subrotundae acutiusculae,
calloso-mucronulatae, glabrae, camosae; SEPAIA subaequalia, orbiculata, subconcava, glabra, 0,005
longa, 0,003 lata. COROLLA pentapetala, subcampanulata, aestivatione imbricatà; PEXALA basi adhaerentia,
oblonga, obtusa, 0,007 longa, 0,003 lata. STAMIHA 20, raro 10, biserialia, alterna; FILAMENTA
subuliformia, glabra; AKTIIERAE basi affixae, oblongo-ovatae, basi cordatae, biloculares, longitudinaliter
debiscentes, connectivo in mucronulum producto. PISTILLI rudimentum cylindricum, acutum, glabrum.
FLORES feminei. CALTX et COROLLA floris masculi. OVARIUM liberum, depresso globosum, glabrum,
tri- quadriloculare; OVULA 8—10 in singulo loculo, campylotropa. STYLUS teres; STIGMATA quatuor,
patentia, filiformia, acuta. BACCA depresso-sphaeroidea, subtri-quadrisulcata, stylo mucronata, glabra,
coerulea. BACCAE et SEBIINIS structura baud diversa, ab eadem Euryae serratae.
Crescit in summo montis Gédé: JAVA.
De Eurya glabra bebben wij alleen op den berg Gédé, op Java, verzaraeld. Zij bcgint daar op
ongeveer 2400 N. eilen met enkele groepen, en is vervolgens tot aan den top van dezen berg in grooter
aantal verspreid. Op enkele plaatsen vormt zij de hoofdplant, en is zij van Myrica javanica, Gaultheria,
Tbibaudia, Photinia integrifolia enzv. vergezeld. Op andere oorden zijn de soorten van Tliibaudia en
Tireya Bl. (Rhododendron) talrijker. Dan rijst de Eurya glabra door piramidenvormige kroonen boven
dezen uit, en is zij daarenboven, door bet geel-groene loof, van de lagere gcwassen te onderscheiden.
Zij bloeit gedurende bet geheele jaar; doch bet rijkste in bet drooge jaargetijde, en de vruchten
erlangen in drie tot vier maanden hare rijpheid. Hare vruchten worden, wegcns bet saprijke vieesch,
dat dezelve omkleedt, door den Ixos bimaculatus en eene soort van duif, die op Columba Capellei gelijkt,
gegeten. Daardoor is de verspreiding der plant tusschen de blokken van den lavastroom, ondcr den
naam Goenong Batoe bekend, verklaarbaar. Daarenlegen kan bet bepaalde voorkomen van de Eurya
glabra op bet gebergte Gédé, aanleiding gcven tot hct geloof, dat de beide gemclde soorten van vogels,
die bier leven, zieh tot deze hooge oorden bepalen en uiterst zelden naar andere bergtoppen vcrhuizcn.
De Eurya glabra bezit van al de mij bekende soorten de grootste bloemen, welke, vóór de ontwikkeling,
tusschen twce kleine, afwisselende, eironde, spitse, gekielde blaadjes zijn verborgen. Hare bladen
hebben over het algemeen eene langwerpig elliptische gedaante, met puntige of stomp toegespitste
uiteinden. Bij sommigen zijn de punten stomp en verkrijgt bet blad daardoor eene omgekeerd eivormige
gedaante; deze vorm is dikwerf tusschen den gewonen gcmengd, en in het Ilerbarium van den Hoogleeraar
Re in war dt zijn bij voorwerpen, die aan de zutdelijke helling van den berg verzameld werden,
bijna al de bladen omgekeerd eivormig. Hun rand is door een kraakbeenig randje bezoomd en stomp
gezaagd; zoowcl op de onder- als op de bovenvlakte vertoont zieh de nervuur netvormig. — De knoppeu
der bladen, vooral bij deze soort, door mij nagegaan, zijn vóór hunne uitgroeijing naakt, of door cen
klein, langwerpig, schubvormig blaadje bedekt, hctwelk niet boven de oksels der bladen, waar de
knoppen zijn geplaatst, uitgroeit. In dezelve omvat ieder blad het volgendo schrijlings.
Deze soort verschilt van de Eurya japónica door de ongevleugelde takjes, de grootere, met fijnere
en scherpere tandjes gezaagde bladen; van de E. reticulata, door de van eenen uitstekenden rand
voorziene takjes, door de mecr langwerpige, scherper gezaagde blaadjes, en door de ronde, van boven
dikwerf platgedrukte vruchten; van de E. nitida, door de nervuur der bladen en den kegelvorra der
vruchten ; en van deze en al de opgenoemde soorten door de grootte der kelkbladcn.
III. EURYA NITIDA. Kiis.
illipticis scrratis nitidis, iloribus gemiualis vcl solitariU,G. ramiilis glabris, foltis IanceoIatu>clI¡ sepalis lalc ovalis,
fruclubus spliacroídeis.
ARBUSCÜLA 3—6 metrorum; TRUIÍCUS brevis, corticc nigrescente tectus, ligno rubescente, sat valido;
RAMI diffusi, alterni, teretes, grisei; RAMÜLI compressi, glabri, fuscescentes. FOLIA laneeolato-elliptica,