DC. NEPENTUES DESTILLATORIA. LINN.
N. pliyllwliis pctiolalis, ascidiis radicalibiLs venü'icoso-lubulosis, cauliais infuadibalilormibus, inflorescentiil cbercoscriccil,
pcduJiciilLs corymbifcris paucilloris-
Limi., llortus Clirfüi-liauiis, p. 431; Liim., Species plaatarum, N. 1354; Liim., Flora Zcylanica, p. 321;
Willdenow, Spccics planlarum, IV.p.873; NepenLlics Indica Lamarck ct Poirct, Eucyclopcdie Botaiiique, IV.
p. 458; Broiiguiart, AuiiaJes des Scicnces naliirclles. I. p. 43; Baiidocra Btmoan, Tliesaunis Zeylanicas,
p. 42, Tab. 17; Hermann, Museum Zeylanicum, p. 16.
Deze soort scbijnt zich allccn tot bet ciland Ceylou te bcpalen. Zij is dooi' dc blociwijzc met dc beidc
voorgaande vorwaDt, maar van bcide, door de haar cigenc grijze faeliaiing, cu ilaarenijoven van de
N. ampullaria door den vorm dcr bekers, en van IV. Madagascariensis door de minder rijke blocmschcrmen
ondcrschciden.
l l e t als landnaam voor doze plant opgegeven woord Bandoera, is nict bij uitsluiting op baar toepassclijk,
woixlcnde betzelve voor alle slingerplantcn gebczigd. Hot Sanskrietschc Bandhocra betcekcnl,
als bijvoegelijk woord gebruikt: gebogen, gcwondcu; icrwijl bet, als cigcnnaara gcbczigd, de Pentppctcs
phocnicea aanduidt.
VERKLARirVG DER PLITEN.
NEPENTHES GRACILIS. Tab. 1 ct 4.
Fig. 1. Mannclijkc Idocniknop. 2. DooisncdevandenzelvRii.
3. Gcopendc niannclijke bloem. 4. Helnidradcn-kolom
vanborcQ. 5. Van de zijdcn. 6. Dooi gcsnedeu. 7,8,9,
SLuifmcel. 10. Dwai-se doorsncdc vaa de lielniktiopies.
11. Dczellde van óén lielmknopje. 12. Vrouwelijke
bbcmkiiop. iS.Gcopendcfrouwelijkebloem. l4.1lugLc
door.sncdc. 15.D\vai-sedooi-snedcvaQbetTruclubcginseI.
IG, 17,18, 19, 20, 21. Eitjcsvaa Tci-schillendeu ouderdom.
22,23,24. Kapscls. 25. Di'ickleppi?;kapseL
26. Vcrgj'oot ^aad. 27, 28. Zaad, dal van lieL builenbcklocd
sclonulaanis. 29. Duarsedooi-sncdcvanliclzaad.
30. Zaad,waar hct losse cclweefscl uil. weggenomcn is,
leneirido bet. voedinjrsvat (Raphe) en de kern te docn zica.
31. Kei-nbuid of Tegmen, waaruit do kern gebgt is.
32. Ruitcosle zaadhuid (Testa). 33. Bümensle zaadhuid
(Tegnien). 34, 35. Gebecle kiem. 36. Kiem,
van welkc eene zaadlob is weggenODien. 37. Dwarse
doorsnede vau eenc vi-ouwclijke bloem. 38. Dwarse
doorsnede eener bloem vaa Nepenthes ampullaria.
Jack.
NEPENTHES BOSCin.\iNA. Tab. 2 ct 4.
39. Manuelijko bloem. 40. Doorsnede van een vrucbtbeginscl,
ÌQ welkc vcrscheidenevleezige ligcbamen tussclien
de eiljes liggcn. 41, 42. Kapsel. 43. Kapsel, van
helwe'ik cene klep is weggcnomcn. 44. Eene klcp van
ter zijde gczien, voor dc aanheclitiogspuiilen. 45,46.
Hct zaad. 47. Een eitje, waarin dc kernzak nog regtstandig
is. 48 , 49. Zadcu met oiivolkomeu outwikkeldekiemen.
50. Hot /aad, van <le buileiJmid bcroofd,
en das de kern, de rapbó en bel losse cchveelsel ziglbaar.
51. Doorsnede van bet zaad, waarbij de cene zaadlob
gelicel Terloreii is gcgaan. 52. Gebeelekicm. 53. Met
eene z¿iadlob vooi-zieue kiem. 54. Zcer vergroote, dwai'se
suixle nit eene klcp, op welkc nog sporen van zaden
aanwezig zijii.
NEPI-NTUliS GTOCS.LMl'HORA. Tab. 3 ct 4.
55. Moniiclijkii bloemknop enzv. 56, 57. Geopende mannclijkc
bkicmcn. 58. Helmluiopjes-koloni. 59. Vrouwelijke
bloemknop. (30. Geo)>etidc\TOu«cIijkcbloemeii.
61. Oiwrsncdevanmi vruclitbcginsel. 62,63. Kapsels.
(i4. IXioi'gcsncden kapsel. 65. Zaad, van hctwelk ccn
gedcellc <ler bitilciibuid cn vau hct cclwccfsel is weggcnomcn.
66. GcdccIlc \'ati dc builcnhuid met de
raphe en do kern. 67. Builcnhuid, zecr vcrgroot.
08. ])e kern ontbloot. 69. De kiem met éénc zaadlob.
70. Mcl twoo zaadlobbcn.
NEPENTIlliS AMl'liLLARIA. Tab. 13.
M'PliiNTMliS BONGSO. Tab. 14.
NEPENTHES PHYLLAMPHORA, Tab. 15 el 4.
OMKIEMINC VOLGENS D^ GllAUASI.
71. Kicmend zaad. 72. Otilkicmd zaad met debeide zaadlobbcn.
73. Jong planljc mcl den cei-slen .spilvormigcn
world en liet ecrstc bekertjc. 74. Vei'dci- onl wikkeld
plantje met <b'iobckerljes. 75. Jong platilji;, aan hetwel k
vijl'Maadjcs zijn, en helvici-dc cnvijfdereeds devlakkc
bladuitbreiding of phylloclia ondei' dc Ijckertjes hebJjon
ZAMENSTELLING VAN DE TOT DEN GROEl
BEIIOOIIENDE DEELEN,
Tab. 20, 21 cn 22.
In do volgendo (ìs-ui : Cu. liuidje (cu Íí cu/a),
;. opperhuid (epidcrinia), C. sehors {corlex), L. irnst (ìiber).
Lff. liout {l'gnum), F. V. Taatl.uiulel (Jaicicnhis vasonim),
H. merff {mcdutla). II. ili, p. ¡p'oolc mcrgsli'alcn {radii modiil
lares priiiuirii), R. 51. s. kloine racrgslratcn (radit medullatrs
iccundarii), v. B. spirnnlvaten(i;oii»spi>a/«o), f. 9. spira.lldraad
(Jibra spiraUs), v. p. ¡jcslipte vaten(iiaia puiiciafa), f. veiols
(fibrao), si. «/omn, e. cellen {cellulaa), v.s. p. ciiteno sappon
voereudo vnaljes (vnia stKci proprii).
NEPENTIIES A.WULLARIA.
Fig. 1. In de Icngle doorgcsnedcn knop.
2. Dwarse snede uit dc steng bij dcn knop.
3. In dc Icnglc doorgcsnedcn stukje vaii bet voorgaande,
zeer vcrgrool.
4 . 5. Hit dcn houlbundel bij liei merg gcnomcn slukje,
wani'aan de gcsliptc valcn nog als eeuvoiidigc, langwerpige
ccllcn nict cenigc indi'ukken voorkomcn.
6. Dwai-se snede uit liei boveoste bladdragcud gcdeeltc «Icf
sleng, ccn wcinig vcrgi'oot.
7. Dvì^iree snede uit bclzclldc gcdcclle, zeer vci-grool.
8. Stukje iiil dcii bast van bel voorgaande.
9. Ovci-iangscbe snede uit bcUcIfdc gedeelte der .sleng.
10—13. Zcer vci-groole gcdcclten van hel vooi'gaande.
14. Afgezondcrd lid van ccn gestipl vai.
15. Gedeelte van cene gcsnedon vczel, zcer vergi-ool.
16. Sjjii'aalvat uil hel nierg, «aai'iii aan bet oindc cene
onregclniatige zamcnlegging \'an di'adcti zigtbaar is.
17. Spiraalval uit hct merg, waarvan de dooi-sncde he(.
omgevende vlics, bctievens do holte, en aan hct einde
ccn dikktiodsje, alleen uit stof beslaandc, zigtbnaj-maakt.
18. Spiraalval, dal in con knod.ije cindigl.
19. Dwar.'w snede van bet bladerloos of oudei' gcdailte d(?isteng.
20. Gedcehc van bet voorgaande, zeei- vergi-ool.
21. Ovcriuiigsche snede van hetzollUe gedcelfe.
22. Vcrgi'oote cellen uil dc schorslaag.