verhardt door de aanraking inet de lucht tot ecnc licht gele, bij eene geringe wärmte week werdende
bars. Als zoodanig wordt deze zelfstandigbeid door de inlanders verzameld en tusschen palmbladen
gewikkeld, om aU flambouwen te kunnen dienen. Deze flainbouwen geven bij het branden eenen
aangenamen geur, en worden, volgens het zeggen der inlanders, om die reden met voorkeur gebezigd,
bij het wegnemen van de eetbare nesten der zwaluwen uit de liolen van bet kalkgebergte.
Behalve in de bosseben, heb ik deze soort ook in den tuin van Buitenzorg, waar zij in 1823 door den
Iloogleeraar Blume was overgebragt, waargenomen. Zij groeide hier zeer welig en had, in 1836,
eene hoogte van twaalf eilen. Omstreeks junij van dat jaar vielen hare bladen, raeer dan in vroegere
maanden af en ontwikkelden zieh de eerste bloemen. Zij waren niet zeer talrijk. Haar lieht rozenroode
tint en taraelijk groote lelieaehtige vorm behaagdeo niet minder aan bet gezigt, dan de heerlijke vanieljegeui',
welken zij des avonds en des morgens uit^^'asemdeu, aan den reuk. Zeer kortstondig versehaften
zij dit genot: want twee of boogstens vier dagen na de opening, vielen de meeste bloemen geheel en
van enkelen alleen de bloemkroonen af. Hierdoor bleven er aan iederen tros een of twee vruebtbeginsels
ter rijping over.
HI. DIPTEROCARPÜS LITTORÄHS. Bl.
D. foliis ovalibus acutis basi suLcordatis ad costom uti-atyue pubescen li bus, gemmis cloiigalo-conicis s
ciilycis Fructiferi laciniis majoi-ibus cloiigalo-lanceolalis oblusis TCI acutis. (Raiiuili glabri).
Blume, Bi.iilr. p. 224. Vlor. Javae 1. c. p. 17. Tub. IV.
Crcscit ad ßumen- Tjiboebaloeìian: JAVA.
Door den Ileer Blume, en ook later door mij, werd deze soort aan bet zuiderstrand van Java, in eene
standplaats gevonden, die zeker hare oorspronkelijke niet is. Zij beboort veeleer aan de zuidelijke
afhellingcn van den 2300 eilen hoogen Papandayang of aan den 3000 eilen hoogen Tjikoerai, waar
het stroomgebied van den Tjiboebaloekan, of wel aan den zuidelijk afdalenden voet van den Tjeriraai,
•waar de Tjitandui als bergstroom zijnen oorsprong heeft, en is vermoedelijk alleen aan de monden dezer
rivieren, door de naar dezelve afgespoelde vrunliten, voortgekomen.
I), i'oliis ovalil)as acutis 1:
IV. DIPTEROCARPÜS ELONGATÜS. KJIS.
I obtosis, ffcnunis liiicari-oblongis hirsul.is vol pilosis. (Hamuli dense bii-stili.)
ARBOR adulta speciosa, eoronii expans;1, junior coronA oblongà. KAMI arboris junioris teretes, glabri,
fusei; R\iiri,i novelli dense fuseo-pilosi; adultiores fasciculatim pilosi. FOLIA arboris junioris ovalia,
vel ovali-oblonga, breviter aeuminata, basi rotundata vel subeordata, undulata, supra glabra, subtus
praesertim in nervo mediano et primariis prominentibus dense pilosa, pilis adpressis, coriacea, 60" longa,
18" lata; PETIOIJ semi-teretes, supra plani, dense pilosi, 2" ad fi" longi: FOI.U arboris adullioris latiorn.
• H A V -m
rigidiora, ÜK.™.« lincari-oblougac, subcompressae, lüsco-pilosac. li n c a ,wb l o n g a c , ol,tus
i L u l a c , intus glaljrao, saepc 30' longac, admodum deoiduao.
CrescUadßumenBariUa, et in mcmtß Sakoembmg: Bnnmo.
Dczc soorl, welke zeer na aan D. littoialis, Bl. vcrwant is, kan van dezen, door de digte bcli.iring
der jongc takkcn en door de meer uitstekonde nerven der bladen, gemakkelijk worden ondersebeiden.
De door ons gevondene plantón waren aan de Poenin-rivier, een' zijtak van de Barilto, vermoedelijk nit
a t a p o e l d e zaden opgckomen, en bevonden zieh aan denbergSakoembanginharenatuurlijke »landplaaU.
V. DIPTEROCARPÜS TASIPURAU. Kns.
D. foliU oblongo-ovalibi» brevilor aoominalis snbcordalis supra subtusq.io pracscnim margine pilosis, scnmiis .lerne
pilosis, laciniis majoribus calycis frnclifei'i oblongo-lineai-ibus et minorilos snlrolimilis obUisis.
ARBOR excelsa, sacpe 3 0 ad .36 metrarum alla; TRimcüS rcetus, cyllndricus; corliee sat crasso, fusci>-
griseo, laevi, raro rimalo tóctus; CORONA ampia, bemisphaerica, basi trúncala; RIJII patentes. POLII
oblonga vel oblongo-ovalia, breve acuminata, basi obtusa vel subeordata, margine integerrima vel suljcrenulata,
supra nitida, sparsim pilosa, in nervo mediano et subtus in eodom et in nervis primariis
stcllatim pilosa, 20" longa, 9" lata, coriacea; nervis primariis in ángulo 70' ad 80' , sccundariis subparallolis.
STiruLii oblongo-lineares, obtusiusculae, intus glabrac, extus dense fusco-pilosac, subcoriaceae,
11" loiigae, 1,6 " latac, 8 ad 10 ncrviae. CIIYS escrctus, tubo rructum circumdante subgloboso,
basi rotundato, vel depresso, glabro; limbo inaequalitcr quinquepartito, partibus duabus majoribus
oblongo-lincaribus, obtusis vcl retusis, glabris, coriaeeis, trincrviis, 13" longis, 3" latis; partibus tribus
minoribus subrotundis, obtusissimis, glabris, eoriaccis, 2' longis, 1,6' latis. FiracTDS ovoideus basi
rotundatus, in vcrticem attenuatus, parte inferiore glabcr, parte supcriore dense adpresse-pilosns, abortu
monospermus, caetera et sEiniKrs forma et structura band a DiprER0c.mp0 BADRU diversac sunt.
Crescit ad ßumen BetriUn: BORNEO.
De boven besebrevcne soort verschilt van D. trincrvis door de behaardc knoppen; van D. Baudii door
(le meer verlengde gedaante der bladen en het stomper einde der grootc kelk-slippen, en van D. retusus
door de spitser tocloopende noot.
Zij is, bij de bevolking van Banjermassing en van de binnenlanden, onder den naiìm Tampoerau
bekend. Het is mij echter geblekcn, dat deze naam wel in het bijzonder, maar niet uitsluitend op liaar
wordt toegepast, dewijl ook andere boomen met sterk gcribdc bladen, Dilleniaceae, mij onder de benaming
Tampoermi zijn aangeduid. D. Tampurau groeit vermoedelijk in bel gcbergte, dat bet groote
stroomgebied van de Barilto begrcnst, en is, even als D. elongatus en D. littoralis, allecn uit afgespoelde
zaden längs den Baritto-stroom opgekomen. Ilij is hier niet zeer menigvuldig, en werd door
ons voornamclijk in de nabijheid van den mond der, uit bet oosten komcnde en in de Baritto vallende
Karrau-rivior wnargcnomen. Op deze grociplaats stond hij in gezelschap van Myrtaceae, Anonaceae enzv.