0 circulo central! versus marginem progi-cdienllbus, crustacea; TEG^« mombranaceum. EMBRYO S ^
minis caTitatem repiens, subhippocrepiformis, teres, cxtremitatibus obtusus, carnosus, albus; R^mctLA
duas tertias partes cmbryonis occupansj COTTLEDOHES adpressae.
Crescii in si/lvis ßumngrang: JAVA.
De groeiwijze dezcr plant doet vcrmoeden, dat zij van tijd tot tijd afsterft. Aan de mceste stanken
toch vonden wij overblijfsclen van Stengen tussehen de nog levende, die in grooter of kleiner getal uit
de sti-onken opgroeiden. Over het algcmeen waren deze stcngen regtstandig, vooral naar het eindc van
takkon voorz.cn, soms b dezelve verdeeld. Door de van elkander verwijderde bladen waren zij zecr
ios cn zonder kroon. Ilet loof is op de bovenviakte donker-, op de onderviakte lichtgroen. Tussehen
Oftegen hetzelve komen de purpcrklenrige bloemen zeer goed nit. Alleen aan den berg Burangrang,
op ongeveer 1500 elien boogte, is deze soort door ons waargenomen. Zij grocide daar gezellig in eene
voebtige Streek, alle andere, kleinere gewassen verdringende.
Dezc soort bceft in den vorin van den stijl het eigenaardige, dat hij aan het uileinde zoodanig omgebogen
is, dat de Stempel daardoor boven de poren van de helmknopjcs komt.
Van de reeds beschrevene soorten is deze, door de grootte en den vorm der iielmknopjes cn van den
helmknoop, aisook door de bedekking van de takjes en den kelk te onderscheiden.
VI. MELASTOMA ASPERTJM. EL.
Ilet aanzien dezer soort heeft veel van de vorige plant, en de verdere kenmerken zijn mede in vele
opzigten vrij gelijk. B,fonder echter komt de vorn, van de helmdraden ter onderseheiding in aanmerking:
hunne hclmknopjes zijn een weinig meer gedrongen en hebben niet, als bij de vorige soort
de uustortingsporen aan den top, maar even beneden denzelvenj ook wijkt de helmknoop èn door de'
mmdere uitgroeijing èn door den vorm af. Deze toeh beeft aan de kortere helmdraden twee kleine
punuge oortjes en aan de längere een vleczig, ingesneden lobje, betwelk soms van enkele, draadvoimige
aanliangsels is voorzien.
Vn. MELASTOMA SETIGERUM. BL.
Deze plant wordt aan den Gcd6 tot op 1700 eilen, aan den Salak tot op 1500 eilen, cn aan den
Papandajang tot op dezclfde hoogte, bovcn den oeeaan, gcvonden. Zij groeit daar gezellig op de
vlakkc ruggen of op de tussehen de jukken liggende kleine vlaktcn. Haar aanzien is gelijk aan dat van
M. punetatum, doch hare kenmerken doen haar gemakkehjk van hetzelve onderscheiden. Tot deze
onderseheiding komt onder anderen de oppervlakte der bladen bovenal in aanmerking. Deze hebben aan
de onderviakte kleine groefjes en op de bovenviakte priemvormige borstcis, welke als het wäre de punten
van de verhcvenheden «itmaken. Wa dit kenmerk volgi de I^dekking der takkcn, uit kleine, ruilvo,-
mige, van bovcn getande, digt over elkander liggende, bruine sehubjes bcstaande. Daarenbovcn herinneren
de kelkslippen M. punetatum, tcrwljl de vorm der helmdraden daarentegen nader aan dien van
Meiastoma Jackianum verwant is.
V I I I . MELASTOMA PULCHERKIMUIH. Kiis.
M. iTimulis scloso-paleaceLí, foliis ovatis vel oblongo ovatis acumiiiatis basi obtiisis supra liirsulis, siil)tus in nervulis
hirsütis in ncrvis setoso-paleaceLs, floribus solitariis vel lemis, calyce setoso-palcaceo, staminibus c:ilycis laciiiiis oppositis
conQCclivo elongato et pctalis oppositis connectivo I)revissiiiio.
ARBUSCTLA 1—2 metrorum; TRriicüs brevisj COROHA sphacrica vel obovoideaj STIRPES plures ex eodem
truncoproductae; RAMI subtercte8,subtetragoni,in nodis incrassati,glabri, velglahrescentes,cinerei,fuscomaculati;
RAMULI versus apicem ramorum aggegrati, oppositi vel aborlu alterni, ramulo axili abortienle
subverticillati, erecto-patentes, apicem versus incurvali, compressi, aciebus obtusis, bicarinati, paleis
setiformibus recurvis apice incurvis rubris vel purpuréis tecti. FOLIA decussata, subpalentia, distantia,
ovata voi oblongo-ovata, acuminata, basi obtusa, in quibusdam subcordata, in aliis angóstala, integerrima
vel subcrenulata, crenulis setos emittentibus, supra hirsuta, birsutie flexuosa, subtus in nervis
primariis setoso-paleaeea, et in nervis secundariis hirsuta, coriacea, quinque-septemnervia, nervis tribus
vel quinqué in foliorum apicem excurrentibus, 0,13 longa, 0,06 lata; PETIOLI semileretes, supra sulcali,
basi dilatati, setoso-paleacei, 0,03 longi. FLORES in apice ramulorum terminales, solitares vel terni;
PEDUHCTLI breves, subteretes, setis subuliformibus patcntibus incurvatis muniti; BRACTEAE geminatae,
basi pedunculi afExae, suboppositae, sessiles, erectae, ovatae, acuminatae, supra glabrae, subtus
setosae, membranaceac, uninerviae. ALABASTRÜM Junius bracteis inclusum, adultius ovoidcum, setosopaleaceum.
CALYCIS rcsus campanulatus, setoso-paleaceus, paleis pluribus ex uno puncto productis
subuliformibus curvalis flavescentibus; LLMBUS quinquepartitus, quinqueappendiculalus, dcciduus, acstivatione
convoluti; PARTES elongato-triangulares, intus glabrae, extus setosae; APPEHDICES lineares,
apice dilatatae, obtusae, setigerae. COROLLA pentapetala, aestivatione contorta obtusa; PÉTALA infra
limbi divisionem annulo inserta, patentia, obovata, obtusa, basi lata, subcarnosa. STAÍIIIÍA IO, inacqualia,
perigyna, laciniis calycis et pctalis opposita; 5 majora pelalis opposita, fllamentis subteretibus glabris,
antheris subteretibus versus apicem tenuioribus sigmoideis poro apicali dchiscentibus, connectivo subtcrete
curvato anticc in auriculos duos obtusos vcl obtusiusculos producto longitudine antherarum loculi;
5 minora, antheris forma majorum et magnitudine paulo minoribus, connectivo brevissimo anticc in auriculos
duos parvos obtusiusculos producto. OVARIUM dimidía parte cum calycis tubo concretum, ovo'ideum,
subpentagonum, vertice in discum carnosum excavatum attenuato, dense setosum, quinqueloculare;
oviJLA numerosa, placentas tercies utrinque attenuatas lamellae ope axi afTixas tegentia; STYLUS basi disco
cinctus, rectus, teres, glaber; STIGMA apicale, truncatum, papillatum. CAPSULA immatura oblongo-pentagona,
vertice cylindro brevi discoideo coronata, dimidia parte cum calyce concreta, parte libera selosa,
quinquelocularis, epicarpio et mesocarpio coriaceo, endocarpio crustáceo. PLACKBTAE axi loculi lamellae
opc afikae, oblongae, extrcmitatibus obtusac, foveolatae, carnosae. SEMINA numerosa, parva, basi aílka,
seriatim disposila, nephroidea vel hipjjocrepica, basi trúncala, apice rolundala, compressa, foveolala.
Crescit in monte Bahay : BORNEO.
H '
il,