cencn . iml l cn bladrand bczoomd, Hunnc vl«kke uitbrmdmg is l aLgwc rpig, naar de beide einden » e r
loegcspilsl, g a a f aml i g , aan « cSr szi jdcn bijna g l a d, en heef t , bchaWe de zeer ontwlkkelde midclelncrf,
drie of vier met de., rand eve..wijd.g loopendc, va, . den voel ma r den top ga ande ¿ j . , e r , en. De bekersleel
i. van onderen balf .-olrond, van boven gevoord, g W , somwijlen vijt palmen l ang , buigl . . eh
even boven den oorspro..s ..aar beneden, en daalt dan loodregt lol aan zijne ve.-eenlglng of u.tloop.ng
in de., beker. De i e l.eeft eenen onregelmatlg ronden vorm, va.i ivelken de blnnenzijde vlak en de
buitenrijde buikig is. De ee.-slgemelde vlakle wo.-dt door Iwee zeer ontwikkelde bladvormige, diep g . -
la..de or i „ge, . ,ede. .e kämmen van l.el ro..de gedeelte geseheiden. De opening van de . e bekers i . ovaal ,
eeniovins gebogen en door eenen zeer breeden .-and bepaald. T a n builen zijn deze bekers liehl g roen, naar
den voel somwijlen mel pn.perenvlekken; van bb,.,en bebben zij Iwee derden van het be..edensle gedeelle
bli.,ke..d brnin, mel lalrijke kl iergroef jes , en bet bovenste gedeelte dof p..,.pe.-kleurig. J l e t aanhangsel
beneden het deksel is ongedeeld, somwijlen aan be i einde gespleten, lijnvormig en glad. I let deksel ,s
ova a l , aan den top Stomp, aan den voel een weinig hartvormig ingesneden, me l eenen m.n ot meer
behaardcn . » . . d , van builen lijn bel .aard, van binnen gl ad met ei.kel.-onde of langwerpige kl.ertjes,
dlkwerf .-ijkelijk met pnrpe.-en vlekjes voorzien. Een lamelijk ontwikkeld blad had de deelen van
de v o l g e . ,de grootle: sleel van hei phj l lodium 7 " ; pbj l lodimn 3 0 ' lang en B* br e e d; bekersteel 5 0 ' ;
beker 10" l ang, aan den voel mel IB ' en bij den mo.,d me l lO" oml rek; het deksel 6" lang en 4 " breed.
De vo, m van de phyllodia der oudere en reeds bloemdragende Stengen Versehill alleen door eene meerdere
breedte van dien der jongere s lengen: maar die der bekers wijkt geheel van dien der jongere bladen af.
Deze bebben eenen langwe. pigen treehlervorm, bij eene lengte van 2 2 " eenen cnl r e k van 1 2 ' , en op
de plaats van de ve.melde bladaardige kämmen, uilstekende r a . .den, en de geheele b,nne..vlakle gla. . -
zend en mel kleine groefjes bedekt. I lnn deksel versehilt alleen door de meer c ike l ronde geda anl e ;
voor het overige l.eeft he t , even als de omzoomende, geribde breede ra..d van de opening, al de ke..-
mevken Tan die der jo. .geren: terwijl bij den beke.-sleel alleen eene nog meerdere ,er lengi . .g en eemge
kronkeli..gen bij de nederbuiging worden waa.geno.nen. De n.l de oksels, of door abo.-lie e.ndehngs
voortkomende bloeiwijze, is trosvo.-mig, min of meer g.-ijs of grijs-bruin bel .aard, en heeft den a lgemeenen
bloemsteel aan bet benedenste gedeelte za amgedrukt , s lomp-kant ig, is aan het bloemdrage..de
somwijlen vier palmen l ang, gedeellelijk z a amged.ukt , seherp-kanl ig, met eene menigle den- , zelden
tweehloemige steeltjes. De vorm dezer is gelijk aan dien der N. phj l lamphora en anderen. De mannelijke
bloemen hehben de deelen ovaal-rond, s lomp, van bu.len digt grijs behaa.-d en van binnen gl ad
met kleine groef jes , T lang en 5 " ' breed: de stnifdraden-kolom is g l ad, slon.p-vie.-kantig en in eenen
hijna kogelronden knop, om welke., veertien toi zestien on..egclmatig gebogene helmknopjes geheeht
zijn, eindigende. De bloeiwijze der v.-ouwelijke planten is gelijk aan die der ma.„.elijke. De bloemdeelen
versehillen alleen door eene meerdere lengte, en bebben, bij eene meer ovale geda anl e , 6 " ' lengte
en 4 , 5 " ' breedte. De l yruehlbeginsel w-ordt door een kor t , rolrond steellje g edr a g en, en is l ang,verp, s ,
„ a a r den we t en top in omvang afneme. .dc, slo,np-vierkanlig, lieht bruin behaard, en door eenen
vierhoekigen, plalgedruklen, van vier voren voorzienen Stempel gekroond. I lel is in vier hokjes afgedeeld.
De wanden zij.. tot op ongeveer de helft hnnner lengte met eitjes bedekt. Rijpe vruehle,. heb
ik nietverzameld.
Van de besclirovenc soortcu wijkt do N. I lafncs iana, door de aaiizienltjkc vcrlengiiig van de bladdccicn,
vooral van den sleel der phyllodia, af, en van versehcidene aiidercn versoliiltzij nog daarenboven doot- den
ronden vorm der bekers van de jong e planten, of door den trechtervorm van de stengbekers. Door den
eersLen heeíl zij ecnigc ovcrcenkcnist met de N. gymi iampbora, en door den laaLsten zoudc zij met
N. Itoschiana kunnen vergeleken worden. Daarenijoven heeft deze plant eene zoo groote verwant scbap
met een door den lloogleeraar Re inwa rdt , in 1821 op den berg I lnmc g an, ter noord-oostkusLe van
Celebes onldekt en door hem Nepenthes maxima gena amd (*) ge was , dat ik er toe ovcrbel , om dezen o¡)
Celebes gevondeneo vorm ais eene versoheidenheid van de N. RalIIcsiana te Ijesehouweu. Evcnwel
waag ik hot niet, omtrent deze gelijkheid eene zekore uilspraak te doen, omdat mij de bladen van de
jongere stcngen der N. maxima en de rijpe vruchten van de N. RafTIesiana onlbreken. De ouderc en
bloeijende takken bebben overeenkomst in de s t engen, knoppen, phyilodia, in den vorm en in de
in\A-cnd¡gc oppervlakte van de beker s , in de bloeiwijze en in de bloemen, ma a r daarentegen eenig verschil
in de gedaante van de deksels: deze zijn bij N. maxima ten naastebij etrond, naar den top smal ler ,
en aan den voet bartvormig ui tgesneden, doch bij N. Raíflesiana moer cirkelrond, naar den top zeer
weinig in breedle afnemende en aan den voet met eene hartvormige insnede.
De N. Raíllesiana we rd, blijkens eenen brief van W. J a e k , gedagteekend Singapoera 2 0 juntj 1820 ( f ) ,
op dit eiland ontdckt, later door dezen ijverigen natmironderzoeker ook op Bint ang gevonden, en is
door ens op Sumat ra' s westkust verzameld. Zij groeidc da a r , even als op Singapoera, in gezelsehap
van N. ampullaria, cn versierde de moerassige bosschen der omstreken van lodrapoera.
OnUrent de plaats, waar cn hoe zij voorkomt, heb ik, gedurende ens verblijf aldaar in 1 8 3 5 , het volgende
opgeteekend: )>Dc rivieren Indrapoera en S a l aut , op welkc wij dezer dagen lalrijke togtjes maakten,
begrenzen ten noorden en ten zuid-Mcslen de streek, waar d e , in Suma t r a ' s gesehiedenis vroeger zoo
beroemde en nu zoo onbeduidende, hoofdplaats van het rijk van Indrapoera getegen is. Ueiden hebben
zij haren oorsproug in de groote bergketen, die Suma t ra in ecne westelijke en oostelijke helft verdeelt.
Van daar stroomt de Indrapoera met eenen bijna regten loop, do Salaut in cene meer kronkelende
rigting naar het vereenigingspunt. De eersle scliijnt nog haren vroegeren loop behouden te hebben; de
Salaut daarentegen hc e f t , door dc verstopping van de mcer zuidelijk gelegene monding, cene nieuwc
rigting genomcn, en stroomt, door dc haar gelegde hinderpalen wederhouden, aan het einde van liaren
dalwcg meer noordclijk, tusschen dc nieuw gevormdc en altijd vermecrdcrendc alluviaal-formatie door.
Terwijl de Indrapoera haren da lwc g , door den Snellen sti-oom, dagelijks verbreedt, versmalt de Salaut
den haren, en vermecrdert zij hare oevers met kleinc vcrhoogingen, ten koste van de hooger gelegene
oorden. Door deze kleine wallcn wordt een lager tcrrcin afgesloten, in hetvvelk de beidc Ncpenthes -
soorten, in gezelsehap van Sapindaeeae, Malvaceae, Myrtaeeae, Slingergewassen, Uol tang en anderc
palmen en varen groeiden.
n Neos, Annales des Sei
( f ) llookor, Cümpiinion to
(5) IIcl/elí(lf.'«erk.b). 271.
Bor.ksic*.
;nccs na tur e l l e s , 111.
the Botanical maR.iziu I. p. 131.