7j N A C H T . V L I N D E R S ,
gentlyk niet naauwkeurig genoeg naargegaan, dewyl ik dezelven niet van
de overigen afgezonderd hebbe. Wederom andere van myne Rupfen,
Fïg- 8. waren van kleur en teekening, eeven gelyk Fig. 8. op Tab. XVIII. zynde
X y i l l bynaar Oranje of Kaftan je kleurig van L y f, met vier bleek geele Rug.
Borftels en een graauwe Staart ■ Pluim, de infhydingen der Ringen,
tusfchen de Borftels, fluweel zwart, kunnende men de neegen witte
Luchtgaaten, aan deze donkeren van kleur, zeer duidelyk waarneemen.
Men •«iet nu ook teftens, dat de vermeerdering van het getal der Borftels
op den Rug, by iedeie verandering van Vel, aanneemd, want na
de tweede vervelling, hadden de Rupfen twee volmaakte Borftels op
den Rug, na de derde bynaar drie, na de vierde verwisfeling van Huid,
volkomen drie, en na de vyfde o f laatfte, vier volmaakte Borftels. De
Staart - Borftel, of Staart-Pluim, hoe dat men het noemen wil, was op
verre na niet van eene en dezelfde gedaante by alle Rupfen, want daar
dezelve by zommigen voor over helde, boog zy integendeel wederom by
anderen naar achteren, offtond recht overeinde, insgelyks was de kleur,
telkens verfchillende van de overige Hairen der Rups.
S- 4.
In het begin van de Maand O&ober deszelfden Jaars, begonnen myne
Rupfen, de eene voor, de andere na, zichintefpinnen, verkiezende hiertoe
of eenïge ruigte van Bladen, alwaar zy alsdan Haar Spinfel tusfchen
maakten, of de eene of andere Hoek der Vlugt, waarin ik dezelven had
Fig. 9.zynde de Afbeelding Fig. 9. vervaardigd naar een Spinfel, het welk voor
een groot gedeelte tegen een Blad aangelponnen was geweest, en waar
van
van't Tweede Gezin Ar E E R S T E B E N D E . Tab. XF1IL 73
van het Blad afgefcheurd zynde, zich beeter het inwendige of tweede
Spinfel, met de daardoor heen fchynende Pop vertoonde. Ieder van deze
Winter verblyven der Poppen, van ons tegenwoordig Soort, beftaidei-
gentlyk uit twee Spinfels, een buitenfte, en een binnenfte Spinfel, in welk
binnenfte, de Pop, zo veel te zachter en voor koude beeter bewaard
legd, dan of het maar een enkeld Spinfel ware, men zoude kunnen zeggen,
legd eene Pop, zachter en warmer, in een dubbeld, als in een enkeld
Spinfel, waarom vervaardigen dan niet alle Rupfen zich een dubbeld,
ter betere bewaaring van hunnen aanftaanden Foppen Staat? hierop
kan men antwoorden: alle Rupfen, veranderen wel is waar in Poppen,
maar niet allen met eene eeven harde Schil of Poppe- Vlies voorzien
, ook hebben zy niet allen eene Winter koude te verduuren, dezulken,
die als Rupfen in de Aarde gaan, en daarin tot Poppen veranderen,
hebben reeds befchutting genoeg voor de koude Lucht, door de
Aarde die hen omringd, de Pop mag dan eene harde of zachte Schil hebben
, die geenen, welken zich in het Hout booren, of met Hout Spaanders
hun Spinfel vermengen en bekleeden, verkrygen ook hierdoor eene goede
tegenweer voor de" buiten koude, doch dezulken nu, welken maar een
enkeld en nog daarenboven luchtig Spinfel maken, hoe ftellen dezen het
tegen de koude in den ftaat vanPop zich bevindende? ook wederom hier voor,
heeft een Alwy ze en algoede Schepper, gezorgd, voor eerst, door die Rupfen,
welken maar een enkeld en luchtig Spinfel vervaardigen, niet als Poppen
te laten overwinteren, maar noch dien zelfden Zomer, in denwelken.'zy
zich ingefponnen hebben, als Vlinders te doen uitkomen, ten anderen,
door dusdanige Poppen, welken of in ’c geheel zonder, of maar met zeer
s 2 ’ wei
r " T r m r n n r ' T i ...........