NEDERLANDSCHE INSECTEN,
b e s c h r e e v e n en a f g e b e e l d .
^ » y ,^ * * ^ il^ y » » » lll* * * * * > * '>* li * * * #
TWEEDE DEELS VIERDE STUK.
T W A A L F D E V E R H A N D E L I N G
O V E R DE
N AC H T - V L I N D E R S ,
van ,t T w e ed e G e z in der E e r s t e Bende.
De B R U I N E E E N - S T A A R T .
P. II. Tab. XII.
§• 1
■»}! Bet Eerde Deel van dit Infeften- Werk, in het Vierde
: Snik, de vyfde en zesde Verhandeling, Tab. V. en V I .,
' zyn twee Infeden befchreeven en afgebeeld, welken in dea
Staat van Rupfen, door veele Liefhebbers^ genoemd wordende eene
de groots Twee ■ Staart, en de andere de kleine Twee-Staart, uit hoofde
dat beide deze Soorten, aan het achter einde van het L y f , twee Staar-
' ten hebben , beiden zyn het veertienpootige Rupfen, en wel zulke
veertienpootige, aan wien het laatde paar, of de Nafchuivers, welken
by anderen het getal van zestien vol maaken, ontbreeken. Ons tegenwoordig
Infeét, in zynen tweeden Staat, insgelyks eene dusdanige
veertienpootige Rups zynde, doch dewelke in plaats van twee, tn^ar^