I f l l lil |il I l l l l
l d II
V
i
l d a G - V L I N D E R S
gaan tot de Befchryving van het tegenwoordig Mett zal ik vooraf op-
geeven.
De Kentekenen der Rupfen , Poppen en Vlinders van de TWede Bende der
Dag-Vlinders.
i ) De Eieren, waaruit deze Metten voortkomen, zyn niet allen van
eenerly gedaante , zommigen bevinden zich langwerpig en aan ’t
bovenfte Eind puntig, anderen rond; onder deze laatflen heeft
men bolronde en platronde, gladde en rauwe. Van kleur zyn de-
zelven genoegzaam allen geel of geelachtig wit.
s) De Rupfen van deze Bende hebben geene Doornen, maar meest allen
zeer fyne korte Hairtjes.
3 ) De Hoofden zyn van de aldermeesten rond, doch
4) Het voornaamlle kenmerk dezer Bende i s , de wyze op welke zich
derzelver Rupfen, gereed maken om in Poppen te veranderen, en
waarin zy van alle overigen, zo wel Dag- als Nacht-Vlinder-Rupfen,
ten eenenmaale verfchillen; want bëhalven dat ze ter plaatze daar zy
de verandering zullen ondergaan, het achtereind door middel van een
fyn Spinfel vast hechten , fpannen zy nog daarenboven dwars over
’t midden van ’ t L y f eenen Draad, dien zy ter wederzyden van het
zelve naast zich vast maken. .
5) De Poppen van deze Bende zyn niet allen van eenerly Gedaante,
zommigen hebben Punten of Uitfteekzels, en gelyken dus eenigzints
naar die van de Eerfie Bende, hoewel de fcherpe Verhevendheden
■' - der
tan de TW E E D E B E N D E . P. II. Tak. I.
der eerden, anders, als die der laatstgemelden geplaatst zyn. Anderen
wederom zyn geheel zonder Punten of fcherpe Verhevendhe-
den en hebben dus meer , ja veele overeenkomst met de Poppen
der Nacht-Vlinders.
6) Doch het zekerde kenmerk der Poppen van deze Tvieedi Bende, is de
bovengemelde dwars Draad of Band, waardoor zy van genoegzaam
alle andere Dag- en Nacht-Vlinder-Poppen, kunnen onderfcheiden
worden,
7) De Dag-Vlinders van de Tweede Bende, hebben allen zes volmaakte Poo-
ten, en zyn dus kennelyk genoeg om dezelven van de Dag-Vlinders
der Eerjie Bende te kannen onderfcheiden.
8) De onder Vlerken van dezen, zyn naar evenredigheid kleinder ^ daa
die der Dag-Vlinders van de Eerfte Bende, welken daarmede Hun L y f
in den rustenden Band, van onderen altoos bedekken, ’t geen die van
de Tweede Bende niet, of maar zeer zelden doen.
§• 1.
Na dus vooraf opgegeeven te hebben, de onderfcheidende kenmerken ,
zo wel der Rupfen, Poppen als Vlinders, van de Tweede Bende der Dagvlinders,
zal ik overgaan tot de Befchryving van ons tegenwoordig Voorwerp,
’t welk ik in zynen eerften zich vrywillig beweegende flaat noem*,
ie Schild-Rups, omredenen, dat het geheele Lichaam der Rups, als met
een Schild fchynd bedekt te weezen, (hoewel zulks echter inderdaad geen
Schild is) waaronder het Hoofd der Rups, wanneer dezelve ftil zit, als
A * ver’