,4 N A C H T ■ V L I N D E R S,
een InC-£b, ’ t welk a's Ei'overwinteren moet, door iiet Moeder-Dier,
aan de Bladen van eenig Gewasch als Ei geplaatst word, maar wel aan
de Stammen of Takken, of naby de Gewasfchen ftaande Schuttingen,
Muuren, Rasters of andere blyvende en door den Winter niet bedervende
Voorwerpen. Wie ziet niet hier uit, eene Wyze Voorzienigheid,
welke de natiiurlyke drift van deze Soort - Dieren, in het leggen Haa-
rer Eieren, zodanig bepaald en gereegeld heeft, dat dezelven niet dan
maar alleen by toeval, zich hierin te buiten gaan, dus word door deza
wyze fchikking van het Alvermogen, welke alles in ftand houd, ook
hierin de vernietiging of uitilerving dezer Dieren voorgekoomen, welks
anders zoude kunnen plaats grypen.