<8> « o > «
NEDERLANDSCHE INSECTEN,
B E S C H R E E V E N E N A F G E B E E L D .
TWEEDE DEELS VIERDE STUK.
s ^ ^ ® » i & ! ^ ! ^ « S $ 9 ® ! S S ® ë s ® i ® s s s ® ! ® « ! S P S ! ® l 3 iSK
V Y F T 1E N D E V E R H A N D E L IN G .
O V E R DE
N A C H T - V L I N D E R S ,
van ’t T weede G e z in der E e r s t e Bend e.
De S L A K - R U P S .
P. II. Tab. XV.
I- i .
g en Almachtïgen Schepper lèhynd het behaagd te hebben, om
alle leevende, ja zelfs leevenloze Wezens, in zulk een verband
zamen te voegen, dat nergends eene gaaping, nergerds
geene fprongen van het eene Geflacht van Dieren tot het
andere, of van het eene Geflacht van Planten tot het andere,
ja zelfs van het eene Ryk tot het andere, dat is te zeggen, van het
Steen- tot het Planten- R y k , of van het Planten- tot het Dieren- R y k ,
te vinden zyn, maar overal zulke Schepzels o f Middel- Wezens zich bevinden,
welken het eene met het andere als verbinden, of liever
ongemerkt doen overgaan, want oflèhoon het ons toefchynd, dat
p hier