]ing pag. 53. de Krakeling genoemd hebbe , ik zoude ook het tegens-
woordige Voorwerp als Vlinder, hebben kunnen noemen, by voorbeeld
degraauwe, of de gryze, of de groote Krakeling, maar om dat men dan
teveel omfchryving nodig heeft, in het beduiden aap elkander, wan-
neer men van een zodanig Infefl fpreekt, zo hebbe ik dit Voorwerp
liever willen noemen den gemarmerden of marmer vlinder. Hoedanig
deze Vlinder by den Ridder linn^eüs genoemd word, is my niet bekend.
5. 2.
Den 26 Juny des Jaars 179 4, ontfing ik uit Deventer , van mynen
in dit Werk reeds meer genoemden en zeer geachten Vriend, den Heere
D. de cocq. van NEUEYNEN , eenige Eieren, welken den iyden en r8den
te vooren van dezelve Maand, reeds gelegd waren , zynde een daarvan
Tab. afgebeeld in deszelfs natuurlyke grootte op Tab. XXFIl. Fig. 1. en oa-
Fig' ' der eene tamelyke vergrootting , waardoor men de aartige geribdheid
.*• des te beeter zien kan by Fig. 2. dezelven bevonden zich kort na de
s 2' legging licht groen, maar veranderden uit licht in fchoon , en eindelyk
in donker groen, tot dat ook deze kleur weder overging, in eene vuile
kleur, waarop den 27flen der gezegde Maand , de jonge Rupsjes uit
kwamen. Dewyl de Heer de cocq, my de Moeder-Vlinder ’er had
bygezonden , hoewel dood , zo zag ik evenwel aan haar, dat zestien-
pootige Rupfen uit de Eieren komen zouden ; Toevallig viel my in de
gedachten, om myne jonge Rupsfen Peere-Boom-Bladen te geeven ,
dewyl ik dezelven juist by der hand had, want de Vlinder, gevangen
zynde, en niet uit den eerflen Haat als Rups groot gefokt, wist myn
Vriend dus ook niet, uit welke Rups dezelve gekomen was , en wat
haar Voedzel mogt geweest zyn , deze aan hun gegeevene Peere- Bh-
den, begonnen zy tot myne blydfchap terflond te vreeten. De Rupsjes
'panden met twaalf Pooten , doch met een matig Vergroot-Glas, kon
men zien , dat zy reeds zestien hadden , waarvan zy echter maar met
twaalf voortkroopen , doch na twee- of driemaalen verveld te hebben,
gebruikten zy alle hunne zestien Pooten. Hun groey was langzaam,
waaruit ik beiloot, dat het naar alle gedachten overwinterende Rupfen
zouden zyn , het welk ook door de ondervinding bewaarheid wierd.
Na de derdemaal, haar Vel afgeflroopt te hebben , kwamen zy tot de
gedaante
O t
gedaante, groote en kleur als Fig. 3. allen hadden ze deze byzondere Fig. 3 .
cigenfchap, welke ik niet weet ooit aan eenige Rupsfen waargenoomen
te hebben , dat zy namentlyk van de dorre en hard verdroogde Bladen',
ruim zo greetig fcheenen te vreeten, als van de frisfchen, al Ronden
dezen er by en om zo te fpreeken aldernaast, insgelyks waren zy ook
grootte Liefhebbers, om zich te verfchuilen , tusfchen de door ouderdom
te zaam gekronkte Bladen , van welke Bladen , zy dan ook zo
lang gebruikten tot Voedzel, dat zommigen van dezelven , niet langer
meer tot fchuilplaatsfen dienen konden , dus verfchoolen , bleeven zy
den geheelen Winter over zondèr Voedzel te gebruiken , ’t welk ik
daaraan weeten kon , dewyl veelen zich geheel boven aan het Zuiker
Glas, waarin ik dezelven had , tusfchen het Gaas’t welk ter dekkin»
daar over diende, en tusfchen den Rand van het Glas, ophielden ook
waren de Peere-Bladen, welken op den Bodem met andere ruigte Jagen,
zodanig verfchimmeld, dat dezelven in ’t geheel niet meer tot Voedzel
te gebruiken waren. Den Winter dus doorgeflaan hebbende, gaf ik
hun in het Voorjaar eenige Peere-Bloeyzei knoppen, voor dat ’er nog'
Blaadjes waren , van welken zy ook terflond en als met graagte begonnen
te vreeten , al verder en verder in het Voorjaar komende , gaf ik
hun ook jonge Peere Boom - Blaadjes, zo dat veele myner Rupsfen,
kort daarna vervelden , waarna zy in groote merkelyk aanwonnen van
eene dezer Rupsfen, nam ik de lengte op den i+den May, en bevond
dezelve te zyn i\ Duim , Amderdamfche maat, eene dusdanige en
gelyk ik in ’t vervolg gewaar wierd reeds volwasfene Rups, hebbe
afgebeeld Fig. 4. ' « f t 4.
S- 3.
Met het begin van het Voorjaar, dat ik myne Rupsfen wederom te
vreeten geeven kon, nam ik dezelven uit het Zuiker-Glas, waarin zy
tot dus verre geweest waren , en zette dezelven over in eene Vlugt,
deze Vlugt, eenige Dagen na den t4den May, doorzoekende, vond ik
reeds een van Zandkorrels vervaardigd Spinfel , afgebeeld Fig. 5. dit Fig. 7.
Spinfel was maar los en dun gelponnen , want met eene geringe aan-
xaaking viel hetzelv uit elkander , en men kon de fchoone bruinachtig
D d 2 roode