4) Wanneer de Rnpfen in Poppen veranderen' zallen, woelen de eerstgenoemde
zich niet in de Aarde, om daarin derzelver gedaantever-
wisfeling te ondergaan, maar fpinnen zich in , tusfchen de Bladen
o f Ruigte.
5) Tusfchen de Poppen van dit Gezin, en die dfer andere- Gezinnen
en Benden der Nacht-Vlinders, is over het algemeen geen aanmer-
kelyk onderfcheid.
6) De Vlinders van dit Gezin, leggen in'deri rustenden Rand1, gelylc
de meeste Nacht-Vlinders van ’ t Tweede Gezin der Eerste Bende
doen, hunne Vlerken daksgewys aan het L y f, en bedekken hetzelve
genoegzaam- geheel en af.
7) Hunne Sprieten zyn (ten minsten van de my bekenden)] borstel-
foftnig.
8) De Eieren zyn geribd»
In de Eerste Verhandeling van het Vyfde Stuk des Eersten Deels
P^E* S' is gezegd, ,, het ontbreekt niet aan Middel InfeSlen tusfchen de
» Eerste en Tweede Bende der Nacht - Vlinderen, waardoor deze tWtee
„ Benden als het ware gemengd o f verëenigd worden. Men zoude
„ daaronder dezulken kunnen rekenen, welker Rupfen 14 Pooten, en
}t dus twee minder dan die van de Eerste Bende, en twee, of v ier,
„ meerder, dan die van de Tweede Bende hebben,” T e dier tyd,
waren my de geheele Huishoudingen van geene andere zulker veertien
Pootige Rupfen bekend, dan de aldaar genoemden, als : groote Twee-
Staart, kleine Twee-Staart en Een-Staart Rupfen, en dezen hebben,
gelyk ook aldaar gezegd i s , alle Hunne Middel» of Buik-Pooten, ontbres
»
-fcreekende Hun maar alleen de achter Pooten, waardoor het .komt, dat
dit in Hun loopen of kruipen geene verandering maakt, wel is waar,
ik wist dat ’er noch andere 14 Pootige Rupfen waren, welken drie paar
Middel- of Buik-, en een paar Achter- o f Staart-Pooten hebben, doch
derzelver gantfche Levensloop my toen noch niet bekend zynde,
waagde ik het niet om ’er meerder van te zeggen, maar thans ben ik
in de geheele bezitting geraakt, van den leevensloop eener waare 14
Pootige Rups, en dewelke door het gemis van het eerste paar Buik-
.Pooten, nog een weinig fpannende kruipt of loopt, ja.welke men in
den eersten opflag, voor eene twaalf-Pootige Rups zoude aanzien,
doch by nader onderzoek blykt, eene inderdaad 14 Pootige Rups te
weezen. De Huishouding van dit zo evengenoemde Infeft , o f van
deze 1 4 Pootige Rups, hoope ik eerlang in eene Verhandeling uittegee-
ven, en zo ’tmy voorkomt niet geheel onvoegelyk te zyn in ditzelfde
Eerste Gezin der Tweede Bende te plaatzen, in plaats van in het Tweede
Gezin der Eerste Bende.
T
5 -Jr ; |||
" ï f j
Dé Vlinder, welke het Onderwerp dezer Verhandeling is , v is ie
niet dat door den Ridder L hmjeüs is befchreeven geworden , derhalven
door denzelven ook niet genoemd, ik waage het dus om het tegenwoordig
Voorwerp de M. Vlinder te heeten, om reedenen: dewyl dit Infeêt, aan de
onderZyde der Vlerken, Teekeningen heeft, veel overeenkomende met de
a 3 Let'