<8* <<[©]> <& *3
NEDERLANDSCHE INSECTEN,
B E S C H R E E V E N E N A F G E B E E L D .
TWEEDE DEELS VIERDE STUK.
iS ISSKStSSSSSSS!' «ÉSÉli SïS:;©!®SESSS8SS8®«:®®®*!®
Z E S D E V E R H A N D E L I N G .
O V E R DE
N A C H T - V L I N D E R S ,
van V T w e e d e G e x i n der E e r s t e Bende.
De P Y L S T A A R T gelykende.
P : II, Tab, VL
$• l -
cpss^agEne byzondere eigenfchap, (aan dit Tweede Gezin anders niet
éÜ PjPBÉ! eigen,) heeft deze Rups, natnentlyk: dat Zy rustende, of in
P W Ê Ê den fti|zitl;enden ftand 1 altoos Haare zes voorfte Pooten Ios
l ï f S n i e t aan den Tak of Blad waaraan Zy zit vasthoud, maar zich los
gelaaten hebbende , het voorfte gedeelte van Haar Lichaam over
einde houd, dus hierdoor zeer veel overeenkomende met den rustenden
ftand der Pylftaart-Rupfen of Sphinxen. De ter wederzyde van het
Lichaam dezer Rups, fchuinlopende roode en geele ftreepen, doen Haar
verders ook nog veele overeenkomst hebben, met de zo even genoemde
Pylftaart Rupfen, om alle welke reedenen ik deze Rups de Pylftaart ge-
ukende noeme. De Heer Lirneus geefd aan dezen Vlinder den Naam
van Trepida, waarfchynlyk dit woord afgeleid hebbende van Trepido o f
Trepidare in vreeze ftaan, of verfchrikken, dewyl de Vlinder een waare
Nacht - Vlinder o f Phalaena zynde, over Dag aangeraakt wordende, zich
voorts iets van deszelfs plaats begeefd, maar toch terftond daarop, we-
der ftil neder zet als verfchrokken o f bevreesd geworden zynde, doch
f die