<G> <. @ > « 63
NEDERLANDSCHE INSECTEN,
B E S C H R E E V E N E N A F G E B E E L D .
TWEEDE DEELS VIERDE STUK.
s> S ! S S S S S S ® § : S S S S S S S S S ® S S S :© S S § !
Z E S T I E N D E V E R H A N D E L IN G .
O V E R DE
N A C H T - V L I N D E R S ,
van ’t T weede G e z in der E e r st e Bende.
De G E E L E E EN- S T A A R T .
P. II. Tab. XVI.
'n de Twaalfde Verhandeling, van dit tweede Deels Vierde Stuk
l lü PaS- 48. zeide ik, eenen Vlinder en Rups te kennen, welke
met de aldaar befchreevene, zeer veele overeenkomst had,
maar in plaats van bruin, voor ’t groot de gedeelte geélachtig of kaneelkleurig
is , en om die reedenen door my de geele Een-Staart genoemd zoude
worden, het is dan dit Infeèt, welks levensloop, ik in de tegenwoordige
Verhandeling, nader denke te befchryven.
<J $ »>