Eike Bladen, doch dewyl het reeds laat in het Jaar begon te komen *
twyffelde ik aan derzelver verandering in Poppen voor den Winter, Zy
waren intusfehen nog eenmaal verveld, en in grootte ook aanmerkelyk:
aangewonnen, echter niet zo groot als Fig. 4. waaraan men de drie
paar voor, en drie paar achter pooten, duidelyk zien kan, eindelyk
geene Eike- nog Willige Bladen, welken eene groene kleur hadden meer
kunnende bekomen, moest ik myne Rupfen dus zonder Voedzel .zitten laa*
ten, intusfehen gaf ik hun genoeg verdorde Bladen, en andere Ruigte,
met oogmerk, dat zy geduurende Hun overwinteren, zich onder en tus-
fchen hetzelve, verfchuilen zouden , om dusdoende de aannaderende
koude, des te beter te kunnen doorflaan, zy verfchoolen zich ook wer-
kelyk, en bleeven tot zelfs in de Maanden February of Maart des
volgenden Jaars to e , wel in ’t leeven, maar waren geduurende dien
tyd, dat zy geen Voedzel gebruikt hadden, in grootte zeer aanmerkelyk
verminderd, eindelyk nu en dan naar dezelven ziende , vond ik den
eenen voor, den anderen na, allen geflorven, dus ik het genoegen niet
had, een eenige van deze Rupfen, tot den fiaat van Vlinder te hebben
kunnen groot brengen.
4 -
Ik kan das, met geene zekerheid, bepaalen of de Mannetjes- Vlinder
Fig. 8. afgebeeld, waarlyk tot deeze zelfde foort behoore. Indien ik
echter myn gevoelen hieromtrent zoude moeten uiten , komt my het
waarfchynlykfte voor, dat de beide Vlinders in deeze verhandeling befchre-
ven, by elkander en tot dezelfde foort gebragt moeten worden: niet
Hechts om de $. 2. reeds aangehaalde redenen, maar ook inzonderheid
om de zonderlinge overeenkomst der Rupfen. Wel is waar dat de kleur
op de Rug van Fig. 4. en Fig. 5. veel verfehilt, maar op de Buik is
dezelve in beide eveneens. Daarenboven moesten myne laatstbefchreven
Rupfen noch ten minsten e'éne, zoo niet meer vervellingen ondergaan,
en elk die zich ooit met het opbrengen van Kuplèn opgehouden heeft,
weet dat deeze veeltyds met eene verandering van kleur gepaard gaan.
Behalven dit zal men dikwylsenkelde Rupfen aantreffen wier kleur geheel
verfchillende is van de gewoone fbort, waartoe zy behooren. Zoo
heeft by voorbeeld een m.yner vrienden , voor tweejaaren, eene zeer fraaie
groene Spanrups gevonden, uit welke in ’t vervolg de Hagedporn Vlinder,
door myin hetitfleDeel Vide Stuk. Tab. VI. befchreven, is uitgekomen;
van welke alle de Rupfen welke ik zelfs van die foort grootgebragc
hebbe, eene geheel andere kleur hadden, gelyk uit de afbeelding van
dezelve te zien is. Worde ik nochtans in het vervolg zogelukkig hieromtrent
iets met volkomen zekerheid te bepaalen, zal ik niet nalaaten dit aan:
myne Landgenooten, en in 't byzonder aan de liefhebberen der Na-
tuurlyke Historie, mede te deelen.
& .H . FF£cl6.III.
. 8.
■ 7■