7o N A C H T . V L I N D E R S
gen, toenmyne Rupftn, voor de derde reize vervelden , na dewelke zy
ook noch tnaar drie Borflels hadden, eeven als na de tweede vervelling,
echter met dit onderfcheid, dat zich nu nog op den Rug een derde be-
fjg' gon te vertoonen, gelyk men zulks aan de afteekening Fig. 5. duideJy-
ker zien kan, zynde deze afbeelding teffens vervaardigt, naar eene
groenachtige Rups, met geele en Carmyn roode Borilels. Den 18 en 19
van de Maand Augustus, dus negentien a twintig Dagen, na de derde ver-
veiling, verwisfelden myne Rupfen, voor de vierde keer derzelver uiter-
Tig. 6. 1yk Bekleedzel, en vertoonden zich toen gelyk Fig. 6. zynde met drie
volmaakte Borilels op den R u g , en een op den Staart, allen paarsachtig
van kleur, terwyl het overige van het Lichaam der Rups, mede rosachtig
bruin was, echter waren niet alle myne Voorwerpen na deze vierde
vervelling van eene zelfde kleur, maar zeer verfchillende, om welke ree-
denen ik ook alle de A f beddingen, naar in kleur onderfcheide Rupfen
vervaardigd hebbe. Na de vierde vervelling was het, dat men een
aanmerklyk Deel der Rups, ’t geen tot dus verre nog als verborgen ge-
weest was, begon te onderkennen, namentlyk: op het derde Lid van
achter, den Staart mede gereekend, ziet men door een Vergrcrotend
Glas befchouwd zynde, een verheeven Knobbeltje, aangeweezen door
Tig.6.a Letter a op Fig. 6. doch het welk zich nog duidelyker vertoond, aan
Fig. 8 eene in haar laatfte Vel zich bevindende Rups, gelyk Fig. 8. op Tab.
Tab, I
XVUI. IVU I, naar eene zodanige geteekend is. Aan deze Afbeelding, is het
genoemde Knobbeltje, of liever Tepeltje, wederom in deszelfs natuur-
lyke groote aangeweezen, door de Letter a. en onder eene tamelyke ver»
Fig.i3.grooting by Fig. 13 . Men ziet aan deze vergroote afteekening, eenige
Rh».
Rimpels of Plooyen, welken veroorzaakt worden, door dien dat het Lichaam
zelve van eenen zeer buigzaamen en weeken aart is, en door de Rups,
kan inwaards getrokken, en uitwaards geflooten worden, geevende naar
’t my is toegefcheenen by deze in en uithaaling, eene zeekere uitwaasfe-
ming van zich, welke uitwaasfeming, ik geloove van geenen deugdely-
ken aart te zyn maar eenigzints vergiftig. Of dit Tepeltje en deszelfs
uitwaasfeming, welke naar alle gedachten komt uit de opening, die in ’ t
midden fchynd te weezen, alleenlyk diend ten gebruike van het Infefi,
hetwelk daarmede voorzien i s , dan of hetzelve ook dienen kan, ter af-
weering van andere Infeéten, welken mogelyk met vyandelyke oogmerken
het Dier zochten te naderen en te benadeelen, en nu door deze uitwaasfeming,
worden terug gehouden of verjaagd, kan ik niet bepaalen, by-
naar zoude men zeggen dat hetzelve ook tot eigen gebruik van de Rups
zelfs diende, zonder eenig oogmerk van verjaaging te hebben, dewyl
dikmaals, de volwasfene Rupfen, zich geheel achter over buigen, den
Kop tegen de Staart-Borftel o f Pluim aan, vryvende zich alsdan al draai-
jende, heen en weder, over het bewuste Tepeltje.
De vyfde, ’ t welk teffens de laatfte vervelling was, gefcbiede by de
meesten van myne Rupfen 2 1 Dagen na de vierde, zynde toen na deze
laatfte verwisfeling van Huid, niet minder verfchillende van kleur als de
voorgaande keeren, want ik hebbe ’er gehad, welken eeven als Fig. 7. op Fg. 7.
Tab.
Tab. XFI1. over het geheele Lichaam, geelachtig groen waren met een XVIL
roode Staart Borftel, paarfche Hairen, en tien roode Knoppen ter wederzy-
den, dezen wierden doorgaands de grootfté Rupfen, zeer waarfchynelyk
dat ’er de Wyfjes Vlinders uit voortgekomen zyn, doch dit hebbe ik ei-
s gent