lyk in de Vlerken, yan liet nu geboren wordende Dier, om zo te.
fpreeken eene uitrekking veroorzaaken, en zonde het wel niet deze
uitrekking kunnen zyn , welke tot het volkomen bereiken der vclie
grootte van de Vlerken, veel kan bydraagen, dewyl een Vlinder,
welke door geen Spinzel, ’ t zy van welke natuur dit ook wezen mag,
behoeft doortebreeken, deze uitrekking niet ondergaat, en daar door
kreupel o f met onvolmaakte Vlerken word, doch ieder liefhebber
der Entomologie, begrypt lichtelyk, dat dit maar alleen betrekking heeft
tot zulke Vlinders, welker aart en eigenfchap het medebrengt, om
door een Spinzel, ’t welk de Rups vervaardigd heeft, door te krui»
pen, want Rupfen, welker natuurlyke eigenfchap het is , om dit in ’t
geheel niet te vervaardigen, gelyk by voorbeeld de meeste Dag-Vlier
der Rupfen zulks niet doen, fpreekt het van zelve, dat de zodanigeij
hier niet toe behooren of deze uitrekking der Vlerken niet nodig hebben,
De Poppen, van ons tegenwoordig Infefè, uit derzelver Spinzels uitga-
9-nomen zynde, vettoopen zich gelyk Eig. 9 en iq. , zynde bet eerstgenoemde
naar een Mannetjes,. het andere daarentegen naar zodanig een
getekend, waaruit een Wyfjp komen zoude, het onderfcheid is zeer
aanmerkelyk tusfchen deze twee Voorwerpen,, zynde.de MannetjesPop,
bruin van kleur en ook een zeer aanmerkelyk gedeelte kleinder, dan,
die van. het Wyfje. -
ï 4-,
In het begin der. Maand; Augustus,,, kwamen de Vlinders, te voor-,
fchyn uit die Rupfen, welken zich het eerile ingefponnen hadden, dus
vier weeken daarna* doch hoe veele Dagen, dq. Rupfen. nog. onver«,;
derd
• ta„ 't Tweede Gezin der E ER ST E BENDE. P. II. T. XIII. XIV. S7
derd in derzelver Vetblyf of Spinzel leggen, zonder Poppen te worden,
kan ik niet met zekerheid bepaalen, denkelyk zal dit wel v y f
o f zes Dagen zyn, want die Spinzels, welken ik openfneed, en waaruit
ik de Poppen nam, hadden reeds langer aJs zes Dagen geleegen. De
Vlinders uit deze nu veranderde Rupfen gekomen zynde, hebhe afge-
beeld Fig. 1 1 , i a en 13 . de laatfte Fig- 13- i* naar een Wyfje g e t e e - ^ . i i ,
kend, dezen zyn genoegzaam allen van eene en dezelfde kleur, de
Mannetjes integendeel, zyn merkelyk onderfcheiden deneenen van den
anderen, want men heeft 'er welken licht bruin zyn, gelyk Fig. i u , Fig.iv.
daarentegen vind men ook veelen, welken zeer donker roodachug bruin
van kleur zich vertoonen, gelyk ik naar een dergelyk Mannetje Fig. 12. Fig.iz.
geteekend hebbe. Het onderfcheid in de Sprieten, tusfchen de Mannetjes
en Wyfj.es-Vlinders, is zeer aanmerkelyk, zynde die der eer-
ften, zeer veel zwaarder en meerder gepluimd of gekamd, als der laar-
ften Hunne , ook vind ’er een groot verfchil plaats, tusfchen de Lyven
der Wyfjes en Mannetjes-Vlinders, zynde dat van een Wyfjp, veel!
grootter en dikker als een Mannetjes L y f , het eene en andere, i& uk
de Afbeelding, duidelyker te z ie » ; dan uit eene Befchryving opte>
maakeni
5- £
Toen van dit foort Vlinders, Mannetjes en Wyfjes, by my uit Hunne
Poppen te voorfchyn waren gekomen, zette ik beide de Kunnen
by elkander, en het gevolg was, dat zy ook ten eerften. te zaamen
paarden , waarop de Wyfjes , kort na deze verëeniging , ten eerftem
er a zich.