dit heeft dezelve met genoegzaam alle Nacht-Vlinders gemeen, en it
dus myns erachtens niet alleen aan dezen Vlinder byzonder eigen.
Den 5 Junyvan ’ t Jaar 1786 was het, dat eenmyner goede Vrienden,
op het vermakelyk plaatsje Muiderberg, aan een Eeke Takje, 8 grootte
witte en door het Microscoop gezien ongefigureerde Eieren, vond, leggende
in twee Hoopjes, en wel in het eene drie, en in het andere v y f
Tab. Eitjes, in gedaante grootte en wyze van legging afgebeeld Fig. 1. na
VI- dat deze Eieren nog neegen Dagen, dus tot den 14 * der genoemde maand
s ' 'by my geleegen hadden, begonnen twee Rupsjes, des Voormiddags in
Hunne Ei er - S.chaalen Gaten te vreeten, en kwamen uit dezelven niet
eerder voor deszelven Daags Nadenmiddag , vervolgends kwamen de
overige Rupsjes ook uit derzelver Eieren te voorfchyn.
S- 3.
De jonge Rupsjes, waren over het geheel groen van kleur, met kleine
zwarte flipjes, ongemeen fjne zwan,e Hairtjes, en drie kantige bruine
Hoofdjes, ten eerften gaf ik dezelven een Takje met verfche Eeke Bladen
, waaraan zy ook terftond begonnen te vreeten, echter ftierven vier
van myne jonge Rupfen, kort na dat dezelven uit Hunne Eiè'r-Doppen
gekoomen waren, de nog overige vier integendeel lieten zich de Eeke-
Bladen zeer wel fmaaken, en groeiden ’er ook wakker van, zo dat de
oudfle van dezelven, zich den i6 d* der meergenoemde Maand Juny, dus
nog maar twee Dagen oud zynde, reeds voor de eerfte maal op het vervellen
zette, en ’er ook gelukkig doorraakte den i8de dito. Na deze
eerfte verwisfeling van Huid, was het Rupsje op den Rug en ter weder-
zyde van het L y f , geheel groen, met fyne zwarte flipjes, doch onder
het L y f zwartachtig. Zeer ftèrk, kunnen deze Rupfen nog jong zynde,
met den Kop, en het voorfte gedeelte van het L y f, heen én weder flin-
geren of fchudden, waarfchynlyk om eenig aannaderend Gevaar, o f ee-
nen aannaderenden Vyand, hierdoor van zich afteweeren, De Vyanden
dér Rupfen zyn, behalven véele Vogels, inzonderheid de Sluip-Wespen
(jchneumons) van welken ’er vérfchèidéne foorteh zyn, verders nog eenige
foorten vanVliégén, welken allen Hunne Éïërèn in de Lichaamen der
Rupfen, weetea in te brengen o f buiten aan te hegten, uit welken alsdan
dan de Wormpjes komende, zich het Lichaam der Rups tot Hun Ver-
blyf en Voedzel doen dienen, aldaar in wasdom en grootte toeneemen,
en eindelyk veranderen , ’t zy in , of buiten het Lichaam der Rups,
waarin Zy gehuisvest waren, in een eeven zodanig Dier, als dat geene
geweest is, ’t welk Hun als Eieren gelegd heeft, het gevolg voor alle
Rupfen, welken dusdanig met Eieren van andere infeóken belegd worden
, is altoos, dat dezelven fterven, en by geene mogelykheid tot ee-
nen Vlinder veranderen kunnen, ten zy dat men inflaat geweest i s , om
de aan de Lichaamen der Rupsfen van buiten aangelegde Eiè'ren, te hebben
kunnen vernielen, zo dat geene Wormpjes uit dezelven, zich in het
Lichaam der Rups konden in vreeten, uit dusdanige, om zo te fpreeken
van Hunne Dood Vyanden verloste Rupfen, kunnen Vlinders voortkomen
, gelyk ik dit zelfs meer dan eenmaal ondervonden hebbe , en ’ t
welk ook reeds befefareeven is, in de Vyfide Verhandel: van het Vierde
Stuk pag. 25. in het Eerfte Deel van dit lnfeélen Werk. Den 23 Juny,
zette zich myne Rups voor de tweedemaal op het vervellen, en raakte
'er D aag idaarna ook door, na deze tweede Huid verwisfeling, kon men
reeds, doch flaauwelyk, zee ven a acht roode- ftreepen, ter wederzyde
van het L y f gewaar worden , gelyk de Afbeelding Fig. 2. doed zien.Fig.
Zes Dagenha de. tweede- verveJHng, namendyk den 1 Ju ly , vervelde dit
Infeól voor de derde keer , telkens na iedere verandering van Huid,
yrat de Rups Haar afgeftroopte Vel fchoon op, eene eigenfchap welke
zy ook wederom met ve.ele Sphinxen o f Pylftaart Rupfen gemeen heeft.
Den 16 July dus juist zestien Dagen na de derde vervelling, onderging
myne Rups hetzelve voor de vierdemaal, eenige Dagen na deze. vierde
vervelling, ’t welk bleek de laatfte te zyn, teekende ik de Rups. in Haren,
vqlwasfenen flaat af ,, verwonende zich gelyk Fig. 3. doed zien. MetPïg.
alle recht, kan men dit Infeét in den flaat van Rups,, onder de fchoon-
flen hier te Lande reekenen., want deszelfs geel-groene Grond-Kleur,
verfraaid met half geeje en. roode fchuins loopenden ftreepen, waar-tust-
fchen beiden eenige extra witte flippen ,, en in de lengte-der. Rups lopende
witte Lynen zyn, geeven aan dit Diertje, ee.ft ?es£freatuanzien,
§• 4-
Den 3often July dus veertien Dagen na de laatfte vervelling, was deze
Rups niet alleen geheel volwasfen, maar dezelve veranderde toen zeer
f 2 aan