N A C H T - V L I N D E R S .
Reeds veele Jaaren, is my dit Infeft als Vlinder bekend geweest, doch
altoos dacht ik, dat hetzelve geen Inwoonder van onze Nederlanden zyn
zoude, maar mogelyk hier of daar in Duitschland of Vrankryk eigentlyk
t’Huis behoorde, dan ziet, geheel onverwacht, zag en verkreeg ik tot-
myne groote blydfchap en verwondering teffens , den 6 Juny des voorle.
denen Taats, in de aangenaams Dreeven buiten Vianen wandelende, aan
de Stammen der aldaar ftaande Linde en Ype-Boomen , y y f van deze
Vlinders, zynde drie daarvan Wyfjes en twee Mannetjes, ikdeed dezelven
zorgvuldig in Doosjes, om ze dus mede naar Huis te Amfterdam te bren-
gen, ’ t welk ook zeer goed gelukte, t’Huis gekomen zynde, zette ik deze
vyfVlinders, allen by elkander, in eene groote, ruime, en van boven
met luchtig Gaas voorziene Doos, in hoop, dat dezelven paaren en Eieren
leggen zouden, of het eerfte gefchied was, kon ik niet weeten, maar het
laatftete weeten het Eieren leggen, deeden de Wyfjes. zeer gereed, leggende
eene goede hoeveelheid , doch allen enkel* , niet by Schoo-
len, deze Eitjes bevinden zich geel van kleur, zynde een daarvan in des-
T , zelfs Natuurlyke groote afgebeeld Tab. XV. Pig. 9 door het Microscoop
XV.' gezien, zyn dezelven geheel geene ongevallige Voorwerpen, ik hebbe daar-
•pk '• om een daarvan afgebeeld Fig. 2. ’t welk over ’t geheel geelachtig met
è ' bruin roode Vlakken is , welke Vlakken men zonderde vergrootmg te hulp.
te neemen, geheel niet zien kan, terzelfder Tyd, dat ik deeze Eieren had ,
en nog niet wist o f ’er de jonge Rupsjes zouden uitkomen ja , dan neen ,
werd ik op het onverwachtse verrait, door mynen Vriend den Heere D.
DE Cocqm» Nereynen te Deventer, wien ik myne dankbaarheid hier voor
opemlyk betuige , zyn Wel Edele had de goedheid, my in de eigen
Maand Juny, deszelfden Jaars, eenige Eieren van dit Infeft te zenden,
welken den Vden van genoemde Maand , door eene bevruchte Moeder
Vlinder gelegd,waren, uit deze Eieren, kwamen den 19 Juny, de jonge
Rupsjes voort, en dat ook de Eieren van myne uit Vianen mede gebrag-
. te Vlinders insgelyks bevrucht waren , bleek , dewyl Je jonge Rupsjes,
uit dezelven genoegzaam- op dien eigen Tyd , namentlyk den 20. 21 en.
ggiie j uny kwamen.
5- 3-
De jonge Rupsjes, waren uit de Eieren gekomen zynde kort en dik,
fpanèuB
’f Tweede Gezin der TWEEDE BENDE, P. II. Tab. XV. 61
fpannende met tien Pooten, waaruit men aanftonds kon opmaken, dat het
geene zestienpootige Rupfen worden zouden, dewyl veelen van deezen,
alfchoon Zy in ’ t eerst, kort na dat dezelven uit de Eieren gekoomen zyn, •
wel is waar ook fpannen , of als Span - Rupfen Toopen , zulks echter niet
met tien, maar met twaalf Pooten doen ; De kleur onzer tegenwoordige
Rupfen was wit,' ik zette van dezelven terflond een gedeelte op Linden,
en een ander gedeelte op Ype-Bladen, de eerflen vatteden Zy terfltond aan,
doch de laatften fcheenen in ’ t geheel Hunnen fmaak niet te behaagen, of
eigentlyk gezegd, Hun Voedzel niet te zyn , door het vreeten der Linde
Bladen namen Zy in groote aanmerkelyk toe, zo dat de voorfpoedigften
zich den 2öften Juny, reeds voor de eerftemaal op het vervellen zetteden,
en twee Dagen daarna hier ook door geraakten, zich verder van de Linde-
Bladen geneerende, hadden Zy na driemaalen van Huid verwisfeld te héb
ben , de kleur en gedaante wanneer Zy in ’ c loopen waren als Pig. 3. Pig- 3
Hierop nog verders in groote toeneemende, vervelden Zy voor de vierde
keer, waarop Zy Haaren vollen wasdom bereikten, bezittende toen eene
lengte van i j Duim, eene dusdanig volwasfene Rups, hebbe afgeteekend
by Fig. 4* in dezen Raat zynde, is hetzelve een wezentlyk fraay Infeft, Fig. 4
zittende in de zonderlinge geftalte, eeven als een Takje of Knodsje, mee
ongelyke verhevehdheden op het Lichaam, en recht uitgeftrekt, zich alleen
maar met de vier achterfte Pooten vast houdende, zynde de voorfte zes,
dicht tegen het L y f aangetrokken , in deze gedaante zaten deze Rupfen
diktpaals eenige Uuren onbéweeglyk ftil, ’c welk naar alle gedachten een
rusten of flaapen was, doch zich door den Honger gedrongen voelende,
begaaven Zy zich in beweeging en gingen aan ’t vreeten.
5- 4-
Eenige Dagen , myne Rupfen in Haaren grootften luister zich bevonden
hébbende, werden Zy wederom aanmerkelyk korter en dikker, waaruit
ik beüoot, dat Zy zich nu welhaast ter verandering zouden voorbereiden,
echter duurde dit merkelyk langer als ik verwachtende was, dewyl veelen
rog eenige Dagen dus kort en dik bleeven, voor dat Zy eenige toebereiding
fcheenen te maaken om zich intefpinnen of anders ter verandering zich te
begeeven, en dewyl in deVlugt, waarin ik dezelven had gezet, alderhande
ruigte van dorre Bladen , oud vermolzemd Hout, Aarde als anderszints
was, zo ontbrak het Hun aan geene Gelegendheid, om het eene of andere
te verkiezen en by de infpinning te gebruiken , gelyk dan ook veelen
(o) s hier