N A C H T - V L I N D E R S .
Fig. 2 kleur gelyk by Fig. 2. afgebeeld is. Na deze verwisfeling van Huid,,
hadden zy dezelfde kleur als van te vooren, natnenlyk zwart, met
hoog geeie, ja in zommigen bynaar Oranjekleurige Banden, alleen met
dit onderfcheid, dat byde de,kleuren zwart en geel, na de Vervelling,
fterker waren, als voor dezelve. Den 7 en 8 July, dus 1 1 a 12 Dagen,
Haar tweede Vel gebruikt hebbende, was Hén dit., door het groeyen
van het Lichaam, wederom te klein geworden, zy veranderden du*
voor de tweede keer van Huid, en hadden toen na deze tweede vervel-
Fig. 4.1ing, de grootte als Fig. 3, Met recht kan men zeggen, dat zy op
deze grootte en ouderdom gekoomen zynde, wezentlyk fraaye Rupfen
zyn, want het fluweelachtig zwart, telkens afgebroken wordende door
gloeyend Geeie Banden, geeft eene zeer aartige verfcheidenheid van
kleur, voor ’t Oog des aanfchouwers. Nog jong zynde, waren
deze Rupfen tamelyk gaauw in S| loopen, maar ouder wordende,
wierden zy ook teffens traager en langzamer, ten minften over Dag,
veelal -kroppen zy ook over Dag naar den Grond, om zich zo ’t my
toefcheen , te willen verfchuilen onder en tusfchen de oude en verdorde
Bladen en andere Ruigte, welke op den Bodem van het verblyf was,
in het welk ik dezelve hadj zeer vreesachtig van aart fcheenen deze
Rupfen ook te weezen, want wanneer zy aan ’ t Joopen of kruipen waren,
en eenig Gerucht vernamen, zaten zy terflond ftil, of als ziek
dit Gerucht vermeerderde, en om zo te Ipreeken Hun dreigde te overvallen,
rolden zy zich in elkander, zodanig, gelyk eene reeds volwasfea
Fig. 5.zynde Rups afgetekend hebbe Fig. 5. Den id July.zetteden zich
myne grootfle Rupfen welken ik toen had, voor de derdemaal o p ’t
vervellen, en geraakten ’er na viera v y f Dagen in dien als Zieken toeftand
van 't TW. GEZIN der E ER ST E BENDE. P. II. Tab. V il. V IIIIX . 3 t
ftand gezeten te hebben ook door, na welke ver veiling zy zich vertoonden
als Fig. 4. zynde de kleur der zwarte Banden over den R u g , ver- fig.
anderd in koper kleurig, doch ter wederzyden van het L y f, bleeven zy
de zwartachtige kleur nog behouden met gryze Hairen ter weder zyden
I en ook over den R ug, de grootfle cierlykheid dezer Rupfen , was echter
door het verminderen van het fluweelachtig zwart, afgebrooken door
fchoone geeie Banden, verloren gegaan. Meest alle Rupfen, maaken
ter plaatze alwaar zy zich om van Huid te verwisfelen ter neder zetten
een Spinzel, ’t zy aan een Blad, o f T ak , of eenige andere Plaats, in
welk gemaakte Spinzel, zy alsdan de fcherpe Klaauwtjes Hunner middel
o f Buik - Pooten ter deeg vast zetten, om daar door by de fplyting van
het oude Vel, hetzelve dus met de Klaauwtjes ergends in vastgehaakt
eynde, zoveel te beeter te kunnen afltroopen,want dit oude Vel zitten
blyvende, behoefd de Rups ’er om zo te fpreeken , wanneer de
inwendige loslaating volkomen daar is , uit hetzelve maar uittekruïpen.
Deze Rupfen integendeel, maakten in ’t geheel geen Spinzel ondes
ïich, maar kroopen nog wel, reeds op ’t vervellen zynde, en gelloord
wordende, van de eene Plaats naar de andere.
De Vervellingen, welken alle Rupfen, zonder onderfcheid, doch de I eene Soort meermaalen dan de andere, moeten ondergaan, kunnen en
niet zonder grond van redenen, aangemerkt worden, als eene zodanige
I Ziekte, gelyk by de Vogels het veranderen van Vederen, o f het ruien
I i s , want ook hierby flerven verfcheidene Vogels, eeven zo gaad het
1 ook met de Rupfen, verliezende ook in deze Ziekte, verfcheidene van
I Hun het Leeven, een Liefhebber is uit dien hoofde altoos in zyn
j fchik, wanneer zyne Rupfen derzelver laatfte Vervelling doorgeftaan
h heb*