NEDER LAN DSCHE INSECTEN,
B E S C H R E E V E N E N A F G E B E E L D .
TWEEDE DEELS VIERDE STUK.
s> a a ® § ; ® s § ! e s i ® a a s s < s a s s § ® f f i ® s s i f f l ®
D E R D E V E R H A N D E L I N G .
O V E R DE
N A C H T - V L I N D E R S ,
van ’/ T w e ed e G e 'zjn der E e r s t e Bende.
De K L E IN E R I E T - V I N K .
Pi II. Tab. III.
s. I.
de achtde Verhandeling van het vierde ftuk des eerden
. JM DeeIs van myn Infei^eI? WerJc, is de Afbeelding en Befchry- 3 & U é l * ving gegeeren van eene Rups en Vlinder aldaar de Riet-Vink
genoemd, om redenen, dat de Rups op het Riet gevonden word,zich van
hetzelve geneerd, meestal op en aan hetzelve zich ter verandering fchikt,
en ook naderhand als Vlinder, om en by het R iet gevonden word, het tegenwoordig
Infeét, zich in deszelfs eerden daat als Rups, insgelybs van
Riet en Rietachtig Gras geneerende, doch veel kleinder zynde dan de
bovengenoemde, zo is dunkt my de daar aan gegeevene Naam, van klein*
Riet-Tink niet geheel oneigen, by den Ridder L innjeus, nog by geen der
my bekende Auteuren, over Infeften handelende, is deze Vlinder be-
fchreeven.
$• 2.
Den x Augustus van het Jaar 1785. in de Provintie Overysfel zynde,
rond ik op een duk Weiland, en wel op het Rietachtige Gras’t geene
zich in hetzelve bevond, twee volwasfene Rupfen van deze foort, wele
ken