5°
des Nachts tusfchen den 24.1t« en 25flen Maart , ruim vyftig
Eitjes leide, welken zeer fchoon groen van kleur waren , de
Moeder• Vlinder had dezelven in de Doos, waarin het zich bevond
hier en daar verfpreid gelegd , dus een bewys, dat dezelven in de
vryheid, zeer zeker eenzaam , en niet by Schooien gelegd worden.;
een enkeld Eitje hebbe in deszelfs natuurlyke groote afgebeeld., op
Tab Tab. XII. Fig. 1 . daarentegen door het Microscoop gezien , by
XII.
,I j Bg. 2. kunnende men als dan aan het zelve waarneemen, dat het
met zwarte flippen als bezaaid is. Een meer dan gemeenen langen
Leg , .hebben deze Vlinder - Wyfjes, naar alle gedachten , om door
middel van dezelve, Hunne Eieren verre achter de Schorsfen der
Boomen, of in andere Scheuren en Ree ten te verbergen, dewyl ’er
zo vroeg in ’c Voorjaar, nog geene Bladen aan de Peere-Boomen zyn.'
3 - 4-
Den aiften May deszelfden Jaars , kwamen -de eerfte Rupsjes ten
getalle van omtrent veertig uit Hunne Eië'r - Doppen te voorfchyn,
zynde tien pootige Span-Rupfen, kool zwart met fneeuw witte als
van
van elkander gebrokene Banden, ik gaf dezelven ten eerden een
Trisfche Tak met Peere • Boom ■ Bladen , welken zy zich ook zeer wel
fmaaken lieten en ’er goed van groeiden, zodanig , dat reeds 'den
oden en 4<lel> van de Maand Juny, de meeften, o f voordeeligften,
voor de eerflemaal zich op het vervellen zetteden , en ’er den 5de»
en fitten ook door geraakten, zynde alstoen de meeften bruin met
vyf of zes oranje Banden, gelyk Fig. 3. doch welke oranje Banden Bg. 3.
by zommigen genoegzaam wit waren. Myne Rupfen nu fchielyker dan
in den beginne voortgaande met groeijen , zo vervelden zy reeds voor
de tweede keer, den pd» en 10 de“ J uny, na welke verwisfeling van
Huid , zy niet zeer veel verfehilden by de voorige vervelling , maar
na de derde verhuiding , welke plaats greep den i j de" en I 4den vaff
dezelve Maand, was het verfchil zeer veel aanmerkelyker, dewyl
zy zich toen vertoonden, gelyk de twee naar dezelven gemaakte
afbeeldingen , Bg. 4. en Fig. 5- zynde zommigen graauwachtig van Bg. 4,
grondkleur, daar anderen integendeel rosachtig waren, met vyf
geele Banden over den R u g , en een als .uitgefnedene geele-
Hals - Kraag, daarenboven nog voorzien zynde met verfcheidene
grootere en kleindere geele Vlakken , ter wederzyden van het Lyf.
( m)