►
Oog noemde, ’ t is zegge ik naar alle gedachten om deze reede dat men
den Vlinder, welke het voorwerp dezer Verhandeling is, insgelyks den
veel Oog of Argus-Vlinder noemd. By den Ridder L inn* us, draagd
dezelve den Naam van Megara; het Infect ’t welk by dezen Grooten Natuur
Onderzoeker, den Naam van Argus draagd, is een zekere kleine,
op deszelfs boven Vlerken fchoone blaauwe Vlinder, onder de Pspiliones,
of Dag-Vlinders behoorende, en aan welks onderzyde der Vlerken, insgelyks
veele ronde Vlakjes,,als Oogen zich bevinden; ik zoude ons tegenwoordig
Infect ook wel hebben kunnen noemen Gemarmerd Zand-Oogje
, ter onderfcheiding van de reeds befchreevene Oranje Zand-Oog, Bruine
Zand-Oog en Bonte Zand-Oog, dewyl het tegenwoordig voorwerp als
Vlinder, insgelyks onder het geflacht der Zand-Oogen behoord, eeven als
het Koe-Vmbje, reeds hier voor befchreeven, in ’t ifte Deel, eerfte ftuk,
vierde Verhandeling, Tab. IV. Pag. 25. doch dewyl veele Liefhebbers
voor my, reeds den Naam van Argus, aan dit Diertje gegeeven hebben,zo
dacht ik ware het wel alzo goed, dien Naam aan dezen Vlinder maar
te laaten behouden.
§. 2.
Den 15 Augustus, des Jaars 1 7 9 1 , kreeg ik prefent van den Wel Edelen
Heer Mr. Cornelis van Lennep , wien ik myne dankbaarheid hier
voor opentlyk betuige, twee Vlinders van dit foort, zynde een Mannetje
en een Wyfje, beide hadden met elkanderen gepaard , reeds ee-
nen Dag te vooren, het laatstgemelde, legde in den Nademiddag van
dezen Dag, reeds 20 Eieren, blaauwachtig groen van kleur, allen enkeld,
keld, en naar maate van de groote des Vlinders, zeer groot van ftuk,
een daar van hebbe ik in deszelfs Natuurlyke gedaante Afgebeeld
op Tab. II. F ig .i. èn door eene tamelyke vergrdoting befchouwd zyn-
de, vertoonde hetzelve zich als Fig. 2. wanneer men deszelfs aartige en
regelmatige plaatzing der Vlakken, zeer duidelyk zien konde, den 16
van deze zelfde Maand August, leide het over Dag, en den 17 la in den
vroegen Morgen noch 17 Eieren, dus in ’ t geheel 37 Stuks, waarna
het Wyfje ftierf, doch kort voor deszelfs Dood, legde het noch 7 extra
groote witte Eieren, welken zo wel in derzelver Natuurlyke gedaante, als
ook door het Microscoop gezien, zeer verfchillend waren met de overige
Eieren, een daar van hebbe in zyne waare groote afgebeeld by a. ik heb- &gv
be het daarom op een zwart Stukje geplaatst, op dat het des beeter zoude
zichtbaar zyn,. door het vergrootende glas gezien, vertoonde zich een zodanig
E i , als of het eene Lederachtige Schil had, met weinig of genoegzaam
geen vogt in het zelve, dus het my niet onwaarfchynlyk voorkomt,
dat het zogenaamde Wind-Eieren geweest zyn, het welk my tot nog toe
by geenen Vlinder is voorgekomen, wel is waar, menigmaalen hebbe ik
het gehad, dat een Vlinder Wyfje onbevruchte Eieren gelegd heeft, doch
dezen hadden altoos derzelver waare gedaante en groote, zo wel in kleur
als gefigureerdheid kort na de legging, doch daar bevruchte Eiê'ren, doorgaands
eenige Dagen ’er na, wel hunne groote behouden, maar derzelver
kleur veranderen, zo behouden daarenteegen meestal de onbevruchte Eié*.
ren, wel derzelver kleur, doch haare groote verliezen zy , wordende van
tyd tot tyd kleinder, en krimpen zodanig in, door het verdroogen van
het zich daar in bevindende onleefbaare vogt, dat ’er niets van overblyft,
als alleen maar de buiten Schil, deze Wind-Eieren inteegendeel, fchoan
B 2 zeer