
Goude De andere Doublet van deeze Plaat munt meer door haare Kleur uit dan
Doublet. door de fraailieid van Geftalte, die zy beeft. Men geeft ’er den naam van
Fig.i. ' Goude Jong Doublet aan, om dat zy eenigermaatenaareens Menfchen Tong ge-
lykt. Die zo hoogkleurig als deeze z y n , worden veel geagt en zyn in waarde
Van fommigen worden zy tot de Cames, van anderen tot de Tellince betrokken.
By L iNNzEus heeft zy den naam van Tellina foliacca, en is zyne een-en-
vyftigfte Soort.
D e r t i g s t e P l a a t .
Tros van Van die Conchyliëp, welke men Zee Tulpen noemt, zyn in de voorige Dee-
Tulpen. *en van dit Werk reeds eenigen vertoond. Dus zagen wy ’e r , in Fig. 6 , op
Tas. de Tweede Plaat van ’t Tweede Deel, alwaar omftandig van dezelven gefpro-
XXX. ken is. De middelde Figuur op de Een-en-twintigfte Plaat, in ’t Vierde
Ff *• Deel, is ook geen ander Schepzel, hoewel fommigen dat verkeerdelyk een
's' ’ Venusfchaft willen noemen. Dit is een ongemeen raare tros van Zee-Tuhen
beftaande uit verfcheidene, die oogfehynelyk haare Moer verflikkende dezelve
dus tot een Voetfluk hebben uitgekoozen en gebruikt. De onderfte groo-
te , naamelyk, is inderdaad ook een Pok o f Zee Tulp, overtreffende de anderen
veel in grootte. Zonderling is ' t , dat een der kleinen door een Koorent
je , daar in leggende, gedwongen fchynt te zyn geweeft, om zyne groeiüng
te veranderen. De Kleur van dit Stuk is vry fierlyk donkerpaarfch. &
Kanka- De Doubletten, waar van Fig. 2 , de eene helft vertoont, noemt men
Vo^hte•KarthaSee,,■ fc■he, als komende van de Spaanfche Ku it, o f Feuema-Doubletten,
Pig,.A, ' dewyl die zig allereerll in het Kabinet der Heeren F e i t cMa bevonden , zo in
’t Werk van R u m p h i ü s aangemerkt wordt, en deeze benaaming heeft tot
nog toe fland gehouden. Zy behooren tot de Hart-Donbletten, Cceurs, o f
Cordiformes, Harcgely kende; als de Geilalte byna hebbende van een beeften-
Hart. Zy hebben op ieder Schulp omtrent vyf-en-twintig Ribben en zyn op
een bleeken Grond zeer fierlyk Vuurkleurig gebandeerd: ook fomtyds op de
Ribben hier en daar wat oneffen en Knobbelagtig, weshalve L inn jE üs haar
Cariium luberculatum genoemd heeft.
Gevlakte In het Tweede Deel van dit Werk, op de Drie - en - twintigfte Plaat, zagen
Poffer., „wy de helft van een bruine Poffer. Aldaar is van de eigenfchappen deezer
F,f - 3' Doubletten omftandig gefproken. Zy worden van dien Ridder, om dat zy
aan ’t Scharnier als gebild zyn, toe de Ark - Doubletten betrokken. Die^
welke wy alhier,in Fig. 3, verwonen, kan men, met reden, de Gevlakte noe-’
men, als op eenen witten Grond, die ook zeer fyn kruislings geftreept is
een menigte van bruinroode Vlakken hier en daar verfpreid hebbende, waar
tuffchen wederom kleiner Vlakjes zig bevinden: zo dat deeze eene niet Van de
minft üerlyken i s , onder de Poffer-Doubletten.
E i n de van ’t V y f de D e e l .