
Papoes-
Moflel.
,Fig. 3.
Magel«
laanfche
Moffel.
Bg. 4.
Algerynfe.
&g.S‘
M V E R Z A M E L I N G v a n
van Guinee in Afrika. Ruuw zynde wordt men niets gewaar van den fchoonen
in ’t blaauw, purper en bruin fpeelende Glans, dien zy door ’t polyften bekomen.
De een valt wel wat donkerer dan de andere en verfchilt ook naar de
valling van het Licht. Haare platheid en breedte onderfcheidtze genoegzaam
van de onzen, die ook aan de regter zyde uitgehold en deeze in tegendeel wat
bultig zyn; ’t welk blykt, wanneer men de Schulpen nevens elkander legt.
De Moffel-Doublet van Fig. 3 , heeft eene regt tegenftrydige Geftalte. Deeze
Valt hooger en fmaller dan de Europifchen, en heeft aan de buitenzyde een
uitpuilende kant, welke platagtig is. Ruuw zynde is deeze Moffel ook met een
graauwe Korft overwogen, doch wordt mede zeer glanzig door ’t polyften,
en is dan, op eefi Paarlemoeragtigen Grond, fierlyk bruinrood geftraald. Men
noemtze Pafoes: Moffel, als van het Land der Papoes - Indiaanen afkomftig
zynde.
Fig. 4 vertoont een MageÏÏaanfche Moffel, hoedanigen, van veelerley foort, in
de Zuidelyke deelen van Amerika.;voorkomen. Wy zullen ’er in ’t vervolg zien,
die geribd , en ook effen , fchoon blaauw zyn ; naamelyk op de 3ofte Plaat
van dit en op de 2jfte van ’t volgende Deel. Deeze, van Fig. 4 , hebben
wederom een aanmerkelyk verfchil met de gemelden. Zy vallen niet alleen
grooter en langer, maar ook dikker van Schaal en bultiger, zo dat zy aan ’t
fmalfte End byna rond zyn. Legt men de Schulpen nevens elkander, dan wy-
ken de Punten ver van elkander af. De Kleur praalt met allerley weerfchyn, van
rood, geel, groen, blaauw, paarfch en violet,gelyk men in de Afbeelding ge-
tragt heeft uit te drukken.
In fchoonheid evenwel overtreffen, die men Algeryitfthe noemt, alle de voorgaande.
Deeze, naamelyk, hebben het allerheerlykfte groen, dat men be-
fchouwenkan, hetwelke onder de Conchyliën zo zeldzaam is : waar tulfchen
hier en daar,met Banden en Streepen, eetie Goudkleur legt. Deeze beideKleu-
1 ren verfchieten niet door ’t L ich t, maar houden ftand, en maaken dus' de fraaiheid
van deeze Moffelen onverbeeldelyk. De Schulpen zyn taamelyk_ breed en
plat, en lpopen aan de binnenzyde byna volkomen regt. De inwendige Oppervlakte
is Paarlemoeragtig, met Geel aan ’t breedfte end.
Z es